Translation of "Piano" in French

- Zij kan piano spelen.
- Ze speelt piano.

Elle sait jouer du piano.

Maria speelt piano.

Mary joue du piano.

Hij speelde piano.

Il jouait du piano.

Speelt hij piano?

Joue-t-il du piano ?

Ik speel piano.

Je joue du piano.

Miho speelt piano.

Miho joue du piano.

Zij speelt piano.

Elle joue du piano.

Tom speelt piano.

Tom joue du piano.

Hij speelt piano.

Il joue du piano.

Iemand speelt piano.

Quelqu'un joue du piano.

Tom speelde piano.

Tom a joué du piano.

Speelt zij piano?

- Joue-t-elle du piano ?
- Est-ce qu'elle joue du piano ?

- Ik speel piano.
- Ik ben piano aan het spelen.

Je suis en train de jouer du piano.

- Mijn zuster heeft een piano.
- Mijn zus heeft een piano.

- Ma sœur possède un piano.
- Ma sœur a un piano.

Nancy heeft een piano.

Nancy a un piano.

Zij kan piano spelen.

Elle sait jouer du piano.

Een piano is duur.

- Un piano coûte cher.
- Un piano est cher.

Heeft ze een piano?

- A-t-elle un piano ?
- Est-ce qu'elle possède un piano ?

Ze speelde prachtig piano.

Elle a magnifiquement joué au piano.

De piano is duur.

Le piano est cher.

Wie speelt er piano?

- Qui est en train de jouer du piano ?
- Qui est-ce qui joue du piano ?
- Qui joue là du piano ?

Deze piano is vals.

Ce piano est faux.

Ik speel graag piano.

J'aime jouer du piano.

Ik heb een piano.

J'ai un piano.

- Ik speel graag piano.
- Ik vind het leuk om piano te spelen.
- Ik vind piano spelen leuk.

J'aime jouer du piano.

- Zij speelt zeer goed piano.
- Zij kan heel goed piano spelen.

Elle joue très bien du piano.

- Mijn zus heeft een leuke piano.
- Mijn zus heeft een mooie piano.

Ma sœur a un beau piano.

Ze speelt elke dag piano.

Elle joue du piano tous les jours.

Ze kan goed piano spelen.

Elle sait bien jouer du piano.

Wie heeft de piano uitgevonden?

Qui a inventé le piano ?

Hij speelt erg goed piano.

Il joue très bien du piano.

Mijn dochter wil een piano.

Ma fille veut un piano.

Zij speelt zeer goed piano.

Elle joue très bien du piano.

Tom houdt van piano spelen.

Tom adore jouer du piano.

Het is een oude piano.

C'est un vieux piano.

Toen speelde Suzana geen piano.

Susanne ne jouait pas du piano à ce moment-là.

- Ik ben nu piano aan het spelen.
- Ik ben piano aan het spelen.

Je suis en train de jouer du piano.

Wat is het verschil tussen een viool en een piano? Een piano brandt langer.

Quelle est la différence entre un violon et un piano ? Un piano brûle plus longtemps.

Dick speelde piano en Lucy zong.

Dick jouait du piano et Lucy chantait.

Hij speelt beter piano dan ik.

Il est meilleur que moi au piano.

Ik kan niet de piano spelen.

- Je ne sais pas jouer de piano.
- Je ne sais pas jouer au piano.

Viool, piano en harp zijn muziekinstrumenten.

Le violon, le piano et la harpe sont des instruments de musique.

Mijn zus heeft een leuke piano.

Ma sœur a un beau piano.

Ze begeleidde mij op de piano.

- Elle m'accompagna au piano.
- Elle m'a accompagné au piano.

Hij speelde piano en zij zong.

Il jouait du piano et elle chantait.

Mijn moeder kan goed piano spelen.

Ma mère joue bien du piano.

De man achter hen speelt piano.

L'homme derrière eux joue du piano.

De prinses stond bij de piano.

La princesse était debout à deux pas du piano.

Tom speelde piano en Mary zong.

Tom jouait du piano et Marie chantait.

Jim begeleidde haar op de piano.

Jim l'accompagna au piano.

Jane en ik spelen goed piano.

Jane et moi jouons bien du piano.

Ze kan zeer goed piano spelen.

Elle sait très bien jouer du piano.

- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.

La fille qui joue du piano est ma sœur.

Ze kan niet zo goed piano spelen.

Elle ne joue pas très bien du piano.

Hij speelt de piano voor de lol.

Il joue du piano pour le plaisir.

Ik ben nu piano aan het spelen.

Je suis en train de jouer du piano.

De grote piano heeft helemaal geen pedaal.

Le grand piano n'a aucune pédale.

Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.

La fille qui joue du piano est ma sœur.

Speel je nog een ander instrument dan piano?

Est-ce que tu joues d'un autre instrument que le piano?

- Ik speel geen klavier.
- Ik speel geen piano.

Je ne joue pas du piano.

Ze kan deze melodie op de piano spelen.

Elle peut jouer cette mélodie au piano.

Een piano is duur, maar een auto is duurder.

Un piano est cher, mais une voiture est plus chère.

Hij kan beter piano spelen dan ik dat kan.

Il sait jouer du piano mieux que moi.