Translation of "Opschieten" in French

We moeten opschieten.

Il faut faire vite.

Kom op, opschieten.

Allez, dépêche-toi.

Ik moet opschieten!

- Je dois me dépêcher !
- Il faut que je me dépêche !

- Schiet op!
- Opschieten!

Fissa !

- Schiet op.
- Opschieten.

Dépêchez-vous.

Laten we opschieten!

Dépêchons-nous !

Kom op, opschieten!

- Allez, dépêchez-vous !
- Allez, dépêche-toi !
- Allons, dépêchez-vous !
- Allons, on se dépêche !

Dus we moeten opschieten.

donc on doit faire vite.

- Opschieten.
- Schiet eens op.

- Allez, dépêchez-vous.
- Magne-toi le cul.

- Je moet je haasten.
- Je moet opschieten.
- U moet opschieten.
- Jullie moeten opschieten.
- Jullie moet je haasten.

- Tu dois te dépêcher.
- Il faut que vous vous dépêchiez.

We moeten opschieten en besluiten.

Il faut vite se décider.

- Haast je.
- Schiet op.
- Opschieten.

Dépêche-toi.

- Schiet op!
- Schiet op.
- Opschieten.

- Dépêche-toi !
- Dépêche-toi.

Ik kan niet met hem opschieten.

Je n'arrive pas à m'entendre avec lui.

Ik kan goed met hem opschieten.

Je m'entends bien avec lui.

- Hij kan met niemand opschieten in het kantoor.
- Hij kan met niemand op kantoor opschieten.

Il ne peut collaborer avec personne au bureau.

Je moet opschieten en een beslissing nemen.

alors dépêchez-vous de choisir.

We moeten opschieten en meer beesten vinden.

On doit se dépêcher de trouver d'autres bestioles.

- We moeten vlug zijn.
- We moeten opschieten.

Il faut que nous nous dépêchions.

- Kom, schiet op.
- Kom, vooruit.
- Komaan, opschieten.

Allez, bouge-toi.

Laten we opschieten om de bus te halen.

Dépêchons-nous, de manière à attraper le bus.

- We kunnen beter opschieten.
- We kunnen ons beter haasten.

- On ferait mieux de se grouiller.
- Nous ferions mieux de nous grouiller.

We kunnen beter wat opschieten, anders zijn we te laat.

On ferait mieux de se bouger ou on va être en retard.

We moeten opschieten en meer beesten vinden. Luister, hoor je dat?

On doit se dépêcher de trouver d'autres bestioles. Vous entendez ?

Maar middels 'n verrassend zachtaardig taaltje kunnen ze met elkaar opschieten.

Mais avec un langage étonnamment doux, ils parviennent à s'entendre.

We moeten opschieten als we op tijd bij het station willen aankomen.

Nous devons nous dépêcher si nous voulons arriver à la station à temps.

- Hij kan goed opschieten met zijn collega.
- Hij komt goed overeen met zijn collega.

Il s'entend bien avec son collègue.

- Heb je een goede verstandhouding met je baas?
- Kun je goed opschieten met je baas?

T'entends-tu bien avec ton patron ?

...en we houden het hier niet veel langer uit. We moeten opschieten en meer beesten vinden.

et on ne pourra pas survivre ici bien longtemps. On doit se dépêcher de trouver d'autres bestioles.

- Ik kom heel goed overeen met mijn schoonmoeder.
- Ik kan erg goed opschieten met mijn schoonmoeder.

Je m'entends très bien avec ma belle-mère.

- We moeten opschieten, anders zullen de winkels sluiten.
- We moeten ons haasten, anders gaan de winkels sluiten.

Il faut que nous nous dépêchions sinon les magasins seront fermés.

- We kunnen beter een tandje bijzetten, anders zijn we te laat.
- We kunnen beter wat opschieten, anders zijn we te laat.

On ferait mieux de se bouger ou on va être en retard.