Translation of "Half" in English

Half-en-half?

- Do you want half and half?
- Half and half?

En half dood.

and half dead.

Tot half drie!

See you guys at 2:30.

Ik verwachtte half en half een legertje C3PO-achtige robots

And I was half expecting a battalion of C3PO-style robots

- Kom alsjeblieft om half drie.
- Kom alstublieft om half drie.

Please come at half past two.

Het was half acht.

It was seven thirty.

Het is half vier.

- It's 3:30.
- It's three-thirty.
- It's half past three.

Hij is half dood.

He is as good as dead.

Het is half negen.

- It's half past eight.
- It's eight-thirty.

Het is half twee.

It's half past one.

- Bel me alsjeblieft om half zeven.
- Bel me alstublieft om half zeven.

Call me at half past six please.

Het is net half acht.

It is just half past seven.

Wees voor half zeven thuis.

- Come home by 6:30.
- Be home by half past six.

Laat dingen niet half afgemaakt.

- Don't leave things half done.
- Don't leave things half finished.

Het is bijna half twaalf.

It's almost half past eleven.

Het werk is half gedaan.

The job is half done.

Het is precies half negen.

It's exactly half-past eight.

Het is bijna half drie.

- It's almost 2:30.
- It's nearly half past two.

Tom wachtte tot half drie.

Tom waited until 2:30.

De klok sloeg half 1.

The clock struck half past 12.

Dat werk is half gedaan.

This work is half-done.

We ontbijten om half zeven.

We have breakfast at half past six.

Tom levert geen half werk.

Tom doesn't cut any corners.

We wachtten tot half drie.

We waited until 2:30.

- Tom kwam om half drie thuis aan.
- Tom kwam om half drie thuis.

Tom arrived home at 2:30.

- Waar was je gisteren om half drie?
- Waar was u gisteren om half drie?
- Waar waren jullie gisteren om half drie?

Where were you yesterday at 2:30?

- Je moet geen dingen maar half doen.
- Aan half werk doet u beter niet.

You shouldn't do things by halves.

Neemt maar half zo snel toe,

is only increasing by about half of that,

De school begint om half negen.

- School begins at eight-thirty.
- School begins at half past eight.
- School begins at 8:30 a.m.

Het vliegtuig vertrok om half drie.

The plane took off at 2:30.

We hebben een half dozijn eieren.

- We have a half-dozen eggs.
- We have half a dozen eggs.

Ik heb om half acht ontbeten.

- I had breakfast at 7:30.
- I had breakfast at seven-thirty.

Ik ga om half elf slapen.

I go to bed at 10.30.

Onze trein vertrekt om half negen.

Our train leaves at eight-thirty.

Tom kwam om half drie thuis.

Tom arrived home at 2:30.

Tom kwam thuis om half drie.

- Tom got home at 2:30.
- Tom got home at two-thirty.

Dit half jaar was heel succesvol.

This half-year was very successful.

Laten we om half drie afspreken.

Let's meet at 2:30.

Het is tien voor half elf.

It is twenty minutes past ten.

Het ontbijt is om half tien.

Breakfast is at half past nine.

Ik verwachtte je om half drie.

I was expecting you at 2:30.

De trein vertrekt om half vier.

The train departs at 3:30.

De voetbalwedstrijd begint om half negen.

The football match will begin at half past eight.

Bel me alsjeblieft om half zeven.

Call me at half past six please.

We zien elkaar om half drie.

I'll see you at 2:30.

Het begint niet voor half negen.

- It doesn't start before eight thirty.
- It won't start before eight-thirty.
- It doesn't start until eight thirty.

Ik sta om half zeven op.

I get up at 6:30.

- Ik ben over een half uur weer daar.
- Ik ben over een half uur terug.

- I'll be back in half an hour.
- I'll be back in 30 minutes.

Half vergeten muziek danste door zijn gedachten.

Half-forgotten music danced through his mind.

Ik heb een half dozijn eieren gekocht.

I bought half a dozen eggs.

Op dit moment is het half elf.

Right now, it is a half past ten.

We hebben een reservering om half zeven.

We have a reservation for six-thirty.

Hij zit aan tafel, half in slaap.

She's sitting at the table, half asleep.

Ze liet hem een half uur wachten.

She kept him waiting half an hour.

We zullen er om half drie zijn.

- We'll be there at half past two.
- We'll be there by 2:30.

Ik moest het voor half drie doen.

I had to do it before 2:30.

Ik werd vanmorgen om half zeven wakker.

I woke up this morning at 6:30.

Ik ben over een half uur terug.

- I'll be back in half an hour.
- I'll be back in 30 minutes.

Ik zal er om half acht zijn.

I'll be there at half seven.

We gaan om half één samen lunchen.

- We will have lunch together at twelve-thirty.
- We'll eat lunch together at 12:30.