Translation of "Familie" in English

- Bescherm je familie.
- Bescherm uw familie.
- Bescherm jullie familie.

Protect your family.

- We zijn praktisch gezien familie.
- We zijn praktisch familie.
- We zijn nagenoeg familie.

- We're practically family.
- We are practically family.

- Is dit uw familie?
- Is dit jouw familie?

Is this your family?

We zijn familie.

We're relatives.

- Heeft u familie in Boston?
- Heb je familie in Boston?
- Hebben jullie familie in Boston?

Do you have any family in Boston?

- Heb je een grote familie?
- Heb jij een grote familie?

Do you have a big family?

Mijn vrienden, familie, collega's ...

my friends, my family, my colleagues.

Ik heb een familie.

I have a family.

Ik ken zijn familie.

I know his family.

Waar is zijn familie?

- Where is his family?
- Where is her family?

Denk aan je familie.

Think of your family.

Haar familie beschermde haar.

Her family protected her.

Mijn familie is rijk.

My family is wealthy.

Mijn familie is klein.

My family is small.

Ik onderhoud mijn familie.

I sustain my family.

Waar is haar familie?

Where is her family?

Hier woont mijn familie.

My family lives here.

Ik waardeer uw familie.

I appreciate your family.

Toms familie is arm.

Tom's family is poor.

We zijn nu familie.

We're family now.

Is je familie oké?

Is your family OK?

Is dit uw familie?

Is this your family?

Heb je veel familie?

Do you have a lot of relatives?

Mijn familie is arm.

My family is poor.

Hij mist zijn familie.

He misses his family.

- Haar familie is naar Brazilië verhuisd.
- Haar familie verhuisde naar Brazilië.

Her family moved to Brazil.

- Wat doet je familie op kerstdag?
- Wat doet uw familie op kerstdag?
- Wat doet jullie familie op kerstdag?

What does your family do on Christmas Day?

- Ik ken zijn familie.
- Ik ken haar familie.
- Ik ken haar gezin.

I know his family.

- Zij weet niets over haar familie.
- Zij weet niets over uw familie.

She knows nothing about your family.

- Vertel ons alstublieft over uw familie.
- Vertel ons alstublieft over je familie.

Please tell us about your family.

- Je bent deel van de familie.
- Jullie zijn deel van de familie.

You're part of the family.

Vrienden, buren, familie, mijn gemeenschap:

Friends, neighbors, family, my community:

Kan ik mijn familie meebrengen?

May I bring my family along?

Het is voor mijn familie.

It's for my family.

Hij zorgt voor zijn familie.

He provides for his family.

Tom woont met zijn familie.

Tom lives with his family.

Mijn familie komt uit Maleisië.

My family is from Malaysia.

Zijn ze familie van je?

Are they your relatives?

Tom heeft helemaal geen familie.

Tom doesn't have any family.

Hij heeft de familie onteerd.

He has dishonored the family.

Ik heb mijn familie onteerd.

I have dishonored my family.

Mijn familie is niet rijk.

- My family is not rich.
- My family isn't rich.
- My family's not rich.

Is Tom familie van Mary?

Is Tom related to Mary?

Haar familie verhuisde naar Brazilië.

Her family moved to Brazil.

Ze mist haar familie erg.

She misses her family a lot.

Ik heb een grote familie.

I have a large family.

Alles goed met de familie?

Is your family doing well?

Heeft hij een grote familie?

Does he have a big family?

Mijn familie is ver weg.

My family is far away.

Heb jij een grote familie?

- Do you have a big family?
- Do you have a large family?

Onze familie viert geen Kerstmis.

Our family doesn't celebrate Christmas.

Toms familie woont in Australië.

Tom's family lives in Australia.

Hoe groot is uw familie?

How large is your family?

Hij heeft een grote familie.

He has a large family.

Toms familie woont in Boston.

Tom's family lives in Boston.

Ik woon bij mijn familie.

I live with my family.

Mijn familie woont in Boston.

My family is living in Boston.

Mijn familie is in Australië.

My family is in Australia.

Ik heb familie in Australië.

I have family in Australia.

Ben je familie van Tom?

Are you related to Tom?

Mijn familie is erg religieus.

My family is very religious.

Mijn familie is erg traditioneel.

My family is very traditional.

Tom heeft familie in Boston.

Tom has family in Boston.

Jullie familie heeft jullie nodig.

Your family needs you.

- We zijn haast een gezin.
- We zijn praktisch familie.
- We zijn nagenoeg familie.

We're practically family.

- Vrolijk kerstfeest voor jou en je familie.
- Vrolijk kerstfeest voor u en uw familie.
- Vrolijk kerstfeest voor jullie en jullie familie.

Merry Christmas to you and your family.