Translation of "Canadezen" in English

Wij zijn Canadezen.

We're Canadians.

Ik ken geen Canadezen.

I don't know any Canadians.

Veel Canadezen spreken Frans.

Many Canadians speak French.

Zijn jullie ook Canadezen?

- Are you also Canadians?
- Are you Canadians, too?

Onze echtgenoten zijn Canadezen.

Our husbands are Canadians.

We zijn allemaal Canadezen.

We're all Canadians.

We zijn allemaal Canadezen hier.

We're all Canadians here.

De meeste passagiers waren Canadezen.

Most of the passengers were Canadians.

Ik ken aardig wat Canadezen.

I know several Canadians.

We zijn de enige Canadezen hier.

We're the only Canadians here.

Tom en Maria zijn beide Canadezen.

- Tom and Mary are both Canadians.
- Both Tom and Mary are Canadians.

Ik dacht dat het allemaal Canadezen waren.

- I thought they were all Canadians.
- I thought that they were all Canadians.

Het probleem is dat jullie geen Canadezen zijn.

The problem is that you're not Canadians.

Heb je hier in Boston enige Canadezen ontmoet?

Have you met any Canadians here in Boston?

Dus als zoveel volwassen Canadezen deze rationele keuze maken,

So if so many Canadian adults are making this rational choice,

Het gaat over de helft van de Canadezen als je hun hele leven bekijkt,

It's well over half of Canadians across their lifetime,