Translation of "Cadeautje" in English

0.004 sec.

Examples of using "Cadeautje" in a sentence and their english translations:

Ze gaf me een cadeautje.

- He gave me a present.
- She gave me a present.

Elk kind kreeg een cadeautje.

Each child was given a present.

- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

Tom bought a present for Mary.

Heel erg bedankt voor je cadeautje.

Thank you very much for your gift.

Tom kocht een cadeautje voor Mary.

- Tom bought a gift for Mary.
- Tom bought Mary a gift.

Dat zou een geweldig cadeautje zijn.

That would make a great gift.

Ze glimlachte en nam mijn cadeautje aan.

She smiled and accepted my little present.

Na de kerstvakantie een cadeautje voor me mee.

returned from winter break with a gift for me.

Ik heb Tom een cadeautje gekocht afgelopen Kerstmis.

I bought Tom a present last Christmas.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.

- Tom bought a gift for Mary.
- Tom bought Mary a present.
- Tom bought Mary a gift.
- Tom bought a present for Mary.

- Tom heeft een cadeautje voor je achtergelaten.
- Tom heeft een geschenkje voor je achtergelaten.
- Tom heeft een cadeautje voor jullie achtergelaten.

Tom left a gift for you.

Dat is het mooiste cadeautje dat ik ooit gekregen heb.

That's the most beautiful gift I've ever received.

- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.

She gave us a present.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

She gave him a present.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een cadeautje voor jou.
- Het is een cadeau voor u.
- Het is een cadeautje voor u.
- Het is een cadeau voor jullie.
- Het is een cadeautje voor jullie.

It's a present for you.

- Tom begon het cadeau te openen.
- Tom begon het cadeautje te openen.
- Tom begon het cadeau open te doen.
- Tom begon het cadeautje open te doen.

Tom began to open the present.

- Ze bedankte me voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeautje.

She thanked me for the present.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

- Tom bought Mary a nice present.
- Tom bought a nice present for Mary.

- Ze gaf me een prachtig cadeau.
- Ze gaf me een prachtig cadeautje.

She gave me a wonderful present.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

- My uncle gave me a present.
- My uncle gave me a gift.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.

Tom bought Mary a present.

- Ik bedankte hem voor het leuke cadeau.
- Ik bedankte hem voor het leuke cadeautje.

I thanked him for the nice present.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.

Tom bought a present for his son.

- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

- Tom bought a present for his daughter.
- Tom bought a gift for his daughter.

Kinderen, pappa is terug en hij heeft voor ieder van jullie een cadeautje meegebracht!

Children, daddy's back, and he has brought each of you a gift!

- Heel erg bedankt voor je cadeautje.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

Thank you very much for your gift.