Translation of "Kind" in English

0.025 sec.

Examples of using "Kind" in a sentence and their english translations:

Arm kind!

Poor child!

- Heb je een kind?
- Hebben jullie een kind?

Do you have a child?

Het kind van een kind is een kleinkind.

The child of a child is a grandchild.

Ook jij, kind.

You as well, child.

Wees geen kind.

Don't be a baby.

Mijn arm kind!

Poor child!

- Hij is een bedorven kind.
- Hij is een verwend kind.

He is a spoiled child.

- Jij bent een raar kind.
- U bent een vreemd kind.

- You're a weird kid.
- You're a strange kid.

- Er is een kind vermist.
- Er wordt een kind vermist.

A child is missing.

- Dat weet een klein kind.
- Zelfs een kind weet dat.

Even a child knows that.

- Geeft u uw kind borstvoeding?
- Geef je je kind borstvoeding?

Are you breastfeeding your child?

Zag een lusteloos kind.

saw a child who was neurologically dull.

Ik heb geen kind.

- I don't have any children.
- I have no kids.

Ik ben enig kind.

I am an only child.

Ik ben een kind.

- I am a boy.
- I'm a child.
- I am a child.
- I'm a kid.

Het kind kan stappen.

The child can walk.

Ze verwacht een kind.

She is expecting a child.

Je bent een kind.

You're a child.

Het kind schilderde bloemen.

The child painted flowers.

Wat een schattig kind!

What an adorable child!

Wees geen klein kind!

Don't be a crybaby!

Het kind is vies.

The child is dirty.

Wat een vervelend kind!

What an annoying child!

Dat kind verveelde zich.

That child got bored.

Bent u enig kind?

Are you an only child?

Het kind heeft verlatingsangst.

The child has separation anxiety.

- Heeft u als kind inentingen gehad?
- Heb je als kind inentingen gehad?
- Bent u als kind ingeënt geweest?
- Ben je als kind ingeënt geweest?

Did you receive immunization shots as a child?

- Ze is maar een kind.
- Ze is nog maar een kind.

- She is just a child.
- She's just a child.

- Het kind tekende een bolvormige driehoek.
- Het kind tekende een boldriehoek.

The child drew a spherical triangle.

- Ik ben Toms oudste kind.
- Ik ben Tom zijn oudste kind.

I'm Tom's oldest kid.

- Ze zijn kinderen.
- Zij zijn kinderen.
- Hij is een kind.
- Zij is een kind.
- Ze is een kind.

- They're kids.
- They're children.

- Doe het kind dit kledingstuk aan.
- Doe het kind deze kleren aan.

Put the kid into these clothes.

- Jouw dochter is geen kind meer.
- Jullie dochter is geen kind meer.

- Your daughter is not a child anymore.
- Your daughter isn't a child anymore.

- Het kind heeft verlatingsangst.
- Het kind is bang om verlaten te worden.

The child is afraid of being abandoned.

Bevallend van haar derde kind.

in labor with her third child.

Een kind heeft liefde nodig.

A child needs love.

Hij is een bedorven kind.

He is a spoiled child.

Ik ben geen kind meer.

- I am no longer a child.
- I'm not a kid anymore.
- I'm not a boy anymore.
- I'm not a child anymore.
- I'm not a child any longer.
- I'm no longer a child.

Ze is maar een kind.

- She is no more than a child.
- She is a mere child.
- She's but a child.
- She is only a child.
- She is just a child.
- She's only a child.
- She's just a child.

Je bent geen kind meer.

- You are not a child any more.
- You are not a child anymore.
- You're not a child anymore.

Hij is maar een kind.

- He is but a child.
- He is just a kid.
- He is only a child.
- He is just a child.
- He is merely a child.

Wij hebben een kind geadopteerd.

We adopted a child.

Het kind telde er tien.

The child counted ten.

Ik was een gezond kind.

I was a healthy child.

Tom is een verwend kind.

- Tom is a spoiled child.
- Tom is a spoilt child.

Hij is hun enige kind.

He's their only child.

Dat weet een klein kind.

Even a child knows that.

Tom is nog een kind.

- Tom is still a child.
- Tom is still a kid.
- Tom's still a kid.

Je bent maar een kind.

You're just a kid.

Ze is net een kind.

She is as simple as a child.

Het kind streelt de kat.

- The child caresses the cat.
- The child is petting the cat.

Tom is geen lui kind.

- Tom is not a lazy child.
- Tom isn't a lazy child.

Als kind had ik waterpokken.

I had chicken pox when I was a kid.

Ik wil een kind zijn.

I want to be a child.