Translation of "Bier" in English

0.009 sec.

Examples of using "Bier" in a sentence and their english translations:

Bier is bier.

Beer is beer.

- Drinken jullie bier?
- Drink jij bier?
- Drinkt u bier?

Do you drink beer?

- Hij drinkt bier.
- Zij drinkt bier.

- He drinks beer.
- She drinks beer.

- Tom brouwde bier.
- Tom heeft bier gebrouwen.

Tom brewed beer.

- Dit bier smaakt bitter.
- Dit bier is bitter.

- This beer tastes bitter.
- This beer is bitter.

- Hoeveel kost het bier?
- Hoeveel kost dat bier?

How much does that beer cost?

Hier is bier.

Here is beer.

Heb je bier?

Do you have any beer?

Hij dronk bier.

He drank beer.

Bier is goed.

Beer's good.

Hij drinkt bier.

He drinks beer.

Ik drink bier.

- I'm drinking a beer.
- I drink beer.

Tom drinkt bier.

Tom drinks beer.

Ik heb bier.

I've got beer.

Hij brouwde bier.

He brewed beer.

Bier bevat hop.

Beer contains hops.

Zij drinkt bier.

She drinks beer.

We dronken bier.

We drank beer.

Drinken jullie bier?

Do you drink beer?

Tom dronk bier.

Tom drank beer.

Sami dronk bier.

Sami drank beer.

Ik haat bier.

I hate beer.

- Hebben we nog bier?
- Hebben we nog bier over?

Do we have any more beer?

- Ze was gewoon bier te drinken.
- Hij was gewoon bier te drinken.
- Ik was gewend om bier te drinken.
- Ik dronk gewoonlijk bier.

- I used to drink beer.
- He used to drink beer.
- She used to drink beer.

Drink niet zoveel bier.

Go easy on the beer!

Heeft u ook bier?

Have you got any beer?

Ik drink geen bier.

I don't drink beer.

Er is gratis bier.

There's free beer.

Is dit jouw bier?

Is this your beer?

Wiens bier is dit?

Whose beer is this?

Dit is mijn bier.

This is my beer.

Ik dronk gewoonlijk bier.

I used to drink beer.

Hoeveel kostte dat bier?

How much did that beer cost?

Waar is mijn bier?

- Where's my beer?
- Where is my beer?

Tom opende het bier.

Tom opened the beer.

Welk bier drinken jullie?

What beer are you drinking?

Ze drinken nooit bier.

They never drink beer.

Geef me mijn bier.

Give me my beer.

Ik bestel liever bier.

- I would rather order beer.
- I'd rather order beer.

Tom drinkt geen bier.

Tom doesn't drink beer.

Ik hou van bier.

I like beer.

Dat is mijn bier.

That's my beer.

Tom drinkt nooit bier.

Tom never drinks beer.

Tom dronk wat bier.

Tom drank some beer.

Ik dronk haar bier.

- I drink his beer.
- I drink her beer.

Dit bier smaakt bitter.

This beer tastes bitter.

Ik drink nooit bier.

I never touch beer.

Hoeveel kost het bier?

How much does the beer cost?

Bier is mijn brandstof.

Beer is my fuel.

Ik drink zijn bier.

I drink his beer.

Bier maakt alles beter.

Beer makes everything better.

Bier maakt me slimmer.

Beer makes me smarter.

Hoeveel kost dat bier?

How much does that beer cost?

Ik drink zelden bier.

I seldom drink beer.

Drinkt u graag bier?

Do you like to drink beer?

Is er nog bier?

Is there any beer left?

Houdt hij van bier?

Does he like beer?

Tom rook naar bier.

Tom had beer on his breath.

Bier maakt veel schuim.

Beer makes a lot of foam.

Wij houden van bier.

We like beer.