Translation of "Bad" in English

Iedereen bad.

Everyone prayed.

Tom bad.

Tom prayed.

Maria bad.

Mary was praying.

Ik bad.

I prayed.

Ze bad.

She prayed.

Layla bad.

Layla was praying.

Sami bad.

Sami was taking a bath.

Taninna bad.

Taninna prayed.

Zij bad.

She prayed.

Hij bad.

- He prayed.
- He was praying.

- Het bad is gereed.
- Het bad staat klaar.

The bath is ready.

Neem een bad!

Take a bath.

Ga in bad!

Take a bath.

- Tom zit nu in bad.
- Tom neemt een bad.

Tom is taking a bath now.

- Ik heb een bad nodig.
- Ik moet in het bad.

I need a bath.

Het bad is vuil.

The bathtub is dirty.

Is het bad klaar?

Is the bath ready?

Tom neemt een bad.

Tom is taking a bath now.

Ik zit in bad.

I'm taking a bath.

Slaap niet in bad.

Don't sleep in the bathtub.

Het bad staat klaar.

The bath is ready.

Is het bad schoon?

Is the bath clean?

Tom bad voor Mary.

Tom prayed for Mary.

Ik ga een bad nemen.

I'm going to take a bath.

Hij zingt graag in bad.

He likes to sing in the bathtub.

Zij nam toevalligerwijze een bad.

It happened that she was taking a bath.

Je maakte het bad schoon.

You cleaned the bathtub.

Ik had een bad nodig.

I needed a bath.

Heb je een bad genomen?

Did you take a bath?

- Ik zit in bad.
- Ik ben een bad aan het nemen.
- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.

- I am taking a bath now.
- I'm taking a bath.
- I'm taking a bath now.

- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik zit nu net in bad.

- I am taking a bath now.
- I'm taking a bath now.

Ze neemt elke morgen een bad.

She has a bath every morning.

We nemen elke dag een bad.

We take a bath every day.

Ik neem elke dag een bad.

- I have a bath every day.
- I take a bath every day.
- I bathe daily.
- I bathe every day.
- I have a bath once a day.

Ik heb geen heet bad nodig.

I don't need a hot bath.

Geef alsjeblieft de hond een bad.

Please give the dog a bath.

Breaking Bad is mijn favoriete serie.

Breaking Bad is my favorite series.

- Hoeveel maal per week neemt ge een bad?
- Hoeveel keer per week neem je een bad?

- How often a week do you take a bath?
- How often, in a week, do you take a bath?
- How many times a week do you take a bath?

- Ik zit in bad.
- Ik ben een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.

I'm taking a bath.

Een warm bad en dan naar bed.

- A hot bath and then bed.
- Time for a hot bath, and then it's bedtime.

Ik neem bijna elke dag een bad.

- I take a bath almost every day.
- I have a bath almost every day.

Ik ben een bad aan het nemen.

- I am taking a bath now.
- I'm taking a bath.

Tom probeerde zichzelf in bad te verdrinken.

Tom tried to drown himself in the bathtub.

Je kan het bad voor mij gebruiken.

You can use the bath before me.

Na mijn bad dronk ik een fruitsap.

After taking a bath, I drank some soft drink.

Ik ga als eerste een bad nemen.

- I'm going in first.
- I'm going to take a bath first.

Ik ga om de dag in bad.

I take a bath every other day.

- Tom is uit bad gekomen en heeft zich afgedroogd.
- Tom kwam uit bad en droogde zich af.

Tom got out of the bathtub and dried himself off.

- Ik zit nu in bad.
- Ik ben nu een bad aan het nemen.
- Ik ben aan het baden.

- I am taking a bath now.
- I'm taking a bath now.

De meeste Japanners nemen elke dag een bad.

Most Japanese take a bath every day.

Neem een bad en ga dan naar bed.

Take a bath and then go to bed.

Terwijl ik in bad zat, belde de telefoon.

When I was taking a bath, the telephone rang.

Ik bad opdat mijn dochters mij zouden vergeven.

I prayed that my daughters would forgive me.

Hoeveel maal per week neemt ge een bad?

- How often a week do you take a bath?
- How often, in a week, do you take a bath?

Ik moet mijn kat een bad geven vandaag.

I have to bathe the cat today.

- De badkuip is vuil.
- Het bad is vuil.

The bathtub is dirty.

Ik neem een maal per dag een bad.

- I bathe once a day.
- I take a bath once a day.

Mijn vader neemt een bad voor het eten.

My father takes a bath before supper.

Tom heeft een week lang geen bad genomen.

Tom didn't take a bath for a week.

- Ik was in bad toen de telefoon ging.
- Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.

- I was taking a bath when the telephone rang.
- I was having a bath when the telephone rang.
- I was in the bath when the phone rang.

- Papa zit in bad.
- Papa is aan het baden.

Father is having a bath.

- Slaap niet in bad.
- Slaap niet in de badkuip.

Don't sleep in the bathtub.

Ik wens een eenpersoonskamer met bad voor twee nachten.

I'd like to have a single room with a bath for two nights.

Hij bad tot God, dat die mij zou zegenen.

He prayed God to bless me.