Examples of using "مسلما" in a sentence and their dutch translations:
Sami was geen moslim.
Sami was moslim.
Ik wil een moslim zijn.
Sami was een gewone moslim.
Sami was een goede moslim.
Sami was een moslimstudent.
Sami is geboren en opgevoed als moslim.
Ik ben erg dankbaar om vandaag moslim te zijn.
Sami's celgenoot was moslim.
Sami had nog nooit een moslim ontmoet in zijn leven.
Sami wist niet hoe hij een moslim moest zijn.
Fadil begon te vasten hoewel hij geen moslim was.
Sami wilde een moslim zijn.