Examples of using "أنا" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ik heb honger.
- Excuseer.
- Sorry...
- Het spijt me.
- Mijn excuses.
- Ik heb dorst.
- Ik wil drinken.
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
Ik ben een bakker.
Ik ben een vrouw.
Ik ben klaar.
Ik ben een man.
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
Ik ben vegetariër.
- Ik kom.
- Ik kom eraan.
Ik ben leraar.
Ik ben bang.
- Ik ook.
- Ik ook!
Ik ben moslim.
Ik ben zo dik.
- Ik meen het.
- Ik ben serieus.
- Ik ben een eerlijk persoon.
- Ik ben een eerlijk mens.
Ik kom uit Noorwegen.
- Ik ben trots op je.
- Ik ben trots op u.
- Ik ben trots op jullie.
- Ik ben trots op jou.
Ik ben nu bezig.
Ik ga niet.
Ik ben niet bang.
- Ik ben een vriend van Roberto.
- Ik ben een vriend van Robert.
Ik ben erg gelukkig.
- Ben ik jouw vriend?
- Ben ik uw vriend?
- Ben ik jullie vriend?
Ik drink water.
Ik ben geschiedkundige
Ik ben artiest.
Ik ben bang.
Waarom ik?
Ik ben een held.
Ik ben een jongen.
- Ik ben arts.
- Ik ben geneesheer.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.
- Ik ben zwanger.
- Ik ben in verwachting.
Ik ben bedroefd.
Ik ben linkshandig.
- Ik ben Chinees.
- Ik ben Chinese.
Ik lees.
- Ik ben moe.
- Ik ben slaperig!
- Ik heb slaap!
Ik ben Hongaars.
- Ik ben student.
- Ik ben een student.
Ik ben lang.
Ik ben getrouwd.
Ik heb gewonnen!
Ik ben moslim.
Ik had dorst.
Ik ben arm.
Ik ben alleen.
Waar ben ik?
- Ik ben Duits.
- Ik ben Duitse.
- Ik ren.
- Ik loop.
- Ik ben atheïst.
- Ik ben een atheïst.
Ik heb honger.
Ik ben gescheiden.
Ik ben ziek.
Ik ben niet vrij.
Ik studeer.
- Ik ben het ermee eens.
- Ik ben dezelfde mening toegedaan.
- Ik ben vertaler.
- Ik ben een vertaler.
Ik ben toerist.
- Ik ben in orde.
- Ik ben oké.
- Begrepen.
- Ik begrijp het.
- Ik snap het!
- Oké.
- Ik begrijp dat wel.
- Dat begrijp ik.
Ik betaal.
- Excuseer.
- Mijn excuses.
Ik heb dorst.
Ik ben een man.
Ik ben een vrouw.
Het gaat prima.
Ik ben doodmoe.
- Ik ben er gek op.
- Ik ben er dol op.
- Ik hou ervan.
- Ik houd ervan.
Het spijt me.
- Ik ook.
- Ik ook!
Wie ben ik?
Ik weet het zeker.
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
Ik ben een meisje.
Ik ben rijk.
Ik ben behoeftig.
Ik zing.
Ik ben hier.
- Ik ben Braziliaanse.
- Ik ben Braziliaan.