Examples of using "Planlıyorum" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben van plan te winnen.
Ik ben van plan om in de stad te gaan wonen.
Ik ben van plan in een hotel te verblijven.
Ik ben van plan om in de stad te gaan wonen.
Ik ben van plan samen met hem te lunchen.
Ik ben van plan naar Frankrijk te gaan volgend jaar.
Ik ben van plan hier een week te blijven.
Ik ben van plan om Judy een brief te schrijven.
Ik ben van plan om met Kerstmis naar huis te gaan.
- Ik ben van plan samen met hem te lunchen.
- Ik ben van plan om met hem te lunchen.
Ik ben van plan om volgende week naar Europa te vertrekken.
Ik ben van plan morgen de hele dag thuis te zijn.
Ik ben van plan nooit meer te drinken.
Als de telefoon opnieuw gaat, wil ik hem negeren.
Als de telefoon opnieuw gaat, wil ik hem negeren.
- Ik ben van plan morgen een mobieltje te kopen.
- Ik ben van plan morgen een gsm te kopen.