Examples of using "Hafta" in a sentence and their dutch translations:
De week is voorbij.
Het is me het weekje wel geweest.
Tot volgende week!
Hij was vorige week ziek.
En toen, een paar weken later,
En toen, een paar weken later...
Ik zie je volgende week.
- Waar was u deze week?
- Waar was je deze week?
Drie weken gingen voorbij.
Prettig weekend!
Ik kan volgende week niet komen.
Tot volgende week!
Volgende week gaat het misschien vriezen.
Ik ben de hele week ziek geweest.
Ik vertrek volgende week.
- Goed weekeinde.
- Prettig weekend!
Ik heb het deze week erg druk gehad.
- Het heeft een hele week geregend.
- Het heeft een week lang geregend.
En in de zeven weken daarna
Hij was vorige week ziek.
- De regen hield aan gedurende een week.
- Het regende een week lang.
Ik bleef een week lang thuis.
De kaart is een week geldig.
Kerstmis is over een week.
Wat ga je van het weekend doen?
Hoe was je weekend?
Ik bracht het weekend met mijn vrienden door.
Ik heb meerdere weken in het ziekenhuis gelegen.
Ze doen het elke week.
Ik moet volgende week naar Tokio.
Ik heb veel gewerkt deze week.
Ik kan niet nog een week wachten.
We kunnen geen twee weken wachten.
Ik zag mijn opa vorige week.
Tom kan deze week niet werken.
Over een week of twee.
- Het was een geweldige week.
- Het is een geweldige week geweest.
Je hebt drie weken in Islamabad doorgebracht.
- Ik was afgelopen week erg bezig.
- Afgelopen week was ik erg bezig.
Haar vader is vorige week overleden.
- Ik heb een week in een ziekenhuis doorgebracht.
- Ik heb een week in een hospitaal doorgebracht.
We brachten het weekend met vrienden door.
Ik werk niet graag in de weekends.
Ze is vorige week overleden.
Ik heb hem vorige week betaald.
We zullen Tom volgende week zien.
Ik was met hem vorige week.
Tom was de vorige week ziek.
Ik werk niet in het weekend.
Wat heb je het weekend gedaan?
Volgende week gaat het misschien vriezen.
Ik heb het deze week erg druk gehad.
- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?
Het geweld hield twee weken aan.
De volgende week ga ik naar het Balatonmeer.
De lessen beginnen volgende week.
Een week telt zeven dagen.
De bruiloft is over twee weken.
We gaan de hele week naar Boston.
Was je de hele week alleen?
Vergeet het feest van volgende week niet.
- Wat doe je de volgende week?
- Wat ga je de volgende week doen?
Mijn verjaardag is volgende week.
Ik kan dat deze week niet doen.
Je bent onze gast van de week.
Wat hebt ge gedaan deze week?
We kunnen leveren binnen een week.
- Ik draag doordeweeks witte overhemden.
- Ik draag doordeweeks witte shirts.
- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn jouw plannen voor dit weekend?
- Wat voor plannen heb je voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?
Zij gaat de volgende week naar Frankrijk.
Ik kan niet wachten tot het weekend begint.
Vorige week was ik aan het strand; maar vandaag ben ik thuis.
maar zij was drie weken daarvoor overleden.
Kerstmis is pas over een week.
- Hij heeft een week vrij genomen.
- Hij nam een week vrij.
Bill komt volgende week terug.
De oude man is vorige week overleden.
Ze heeft afgelopen week auditie gedaan.
Ik heb het vorige week gekocht.
Ik kwam Mary tegen op het feest afgelopen week.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten gegaan.
- Hij is afgelopen week naar Amerika gegaan.
- Hij is vorige week naar de Verenigde Staten toe gegaan.
- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?
Tom kwam hier vorige week.
Hij won vorige week de prijs.
- Ik bel je binnen een week.
- Ik bel je over een week.
Ik zal volgende week mijn oom bezoeken.
- Wat ben je van plan voor het weekend?
- Wat zijn je plannen voor het weekend?
Hebt ge een aangenaam weekend gehad?