Examples of using "Paten" in a sentence and their dutch translations:
- Ze kan schaatsen.
- Ze kan skaten.
’s Winters wordt er veel geschaatst.
- Je schaatst op heel dun ijs.
- U schaatst op heel dun ijs.
- Jullie schaatsen op heel dun ijs.
Wie heeft je geleerd om te skaten?
Mogen we rolschaatsen in dit park?
Is het ijs dik genoeg om te schaatsen?
Denk je dat de vijver genoeg bevroren is om erop te schaatsen?
Het ijs is stevig genoeg om te schaatsen.
Wat vind je leuker, schaatsen of skeeleren?