Examples of using "Bitirdim" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben klaar.
Ik ben klaar met eten.
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
Ik ben bijna klaar.
Ik ben klaar met mijn kamer te kuisen.
Uiteindelijk heb ik mijn taak vervuld.
Ik heb het werk afgemaakt.
Ik ben klaar met eten.
Ik ben net klaar met inpakken.
Ik heb het werk zelf afgemaakt.
Ik heb het boek net uitgelezen.
Ik ben juist klaar.
Ik heb mijn werk al af.
Ik was klaar met mijn werk om zes uur.
Ik heb dit boek al uit.
- Ik heb mijn werk al af.
- Ik ben al klaar met mijn werk.
- Ik heb mijn werk al gedaan.
- Ik heb zojuist ontbeten.
- Ik heb juist ontbeten.
Ik heb al gedineerd.
Ik heb dit boek net uitgelezen.
- Ik heb dit boek al uit.
- Ik heb dit boek al uitgelezen.
Ik heb zojuist mijn huiswerk afgemaakt.
Ik heb dat werk helemaal alleen afgemaakt.
- Ik heb juist gegeten.
- Ik ben net klaar met eten.
- Ik heb het uitgemaakt met Tom.
- Het is uit met Tom.
- Tom en ik zijn uit elkaar.
- Ik maakte het uit met Tom.
- Ik ben als laatste geëindigd.
- Ik eindigde als laatste.
Ik heb mijn lessen af en ik wil slapen, maar het is alweer tijd om naar school te gaan...