Translation of "Votar" in Dutch

0.007 sec.

Examples of using "Votar" in a sentence and their dutch translations:

Queremos votar.

We willen stemmen.

¿Querés votar?

Wil je stemmen?

- Podría votar por Tom.
- Yo podría votar por Tom.

Misschien stem ik op Tom.

¿A quién vas a votar?

Voor wie ga je stemmen?

Tom tiene el derecho a votar.

- Tom heeft het recht om te stemmen.
- Tom heeft stemrecht.

¿Qué cosa conduce a la gente a votar por el FDP?

Wat brengt mensen ertoe op de FDP te stemmen?

Lo otro que nos enseñó Ross es que votar es sumamente importante.

Het andere dat meneer Ross ons leerde, is dat stemmen ontzettend belangrijk is.

En cualquier caso hay que votar sí en el referéndum del 18 de febrero.

In alle geval moet men "ja" stemmen in het referendum van 18 februari.

Ella nació en la generación siguiente a la esclavitud; en una época en la que no había ni coches en las carreteras ni aviones en el cielo; en una época en la que alguien como ella no podía votar por dos razones: por ser mujer y por causa del color de su piel.

Ze werd slechts een generatie na de slavernij geboren; in een tijd toen er geen auto's op de weg reden en geen vliegtuigen in de lucht vlogen; toen iemand als zij om twee redenen niet mocht stemmen - omdat ze een vrouw was en door de kleur van haar huid.