Translation of "Tuvo" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "Tuvo" in a sentence and their dutch translations:

Ella tuvo gemelos.

Ze had een tweeling.

Tom tuvo apendicitis.

Tom had blindedarmontsteking.

¿Quién tuvo éxito?

Het is Tom gelukt.

Tom tuvo éxito.

- Tom is geslaagd.
- Tom slaagde.

Tom tuvo sed.

Tom had dorst.

Belle nunca tuvo cáncer.

Belle had nooit kanker gehad.

Pero él tuvo suerte.

Maar hij heeft geluk gehad.

¿Tuvo un buen viaje?

Heb je een mooie reis gemaakt?

Tuvo una muerte rápida.

Hij stierf een snelle dood.

Tuvo un hijo sano.

Ze is bevallen van een gezonde baby.

No tuvo ninguna pesadilla.

Ze heeft geen nachtmerrie gehad.

¿Tuvo un viaje placentero?

Heeft u een leuke reis gehad?

Él tuvo un infarto.

Hij heeft een infarct gehad.

Él tuvo un accidente.

Hij had een ongeluk.

Tuvo una nueva idea.

Hij had een nieuw idee.

De lo que se tuvo,

Voor wat je had.

Tom tuvo tres matrimonios fallidos.

Tom had drie mislukte huwelijken.

Mayuko tuvo un sueño extraño.

Majoeko heeft vreemd gedroomd.

La reunión tuvo lugar ayer.

- De ontmoeting had gisteren plaats.
- De vergadering was gisteren.
- De vergadering had gisteren plaats.

Tom nunca tuvo mucho dinero.

Tom heeft nooit veel geld gehad.

Él tuvo una vida feliz.

Hij had een gelukkig leven.

Tom tuvo un grave accidente.

Tom heeft een ernstig ongeluk gehad.

El encuentro tuvo lugar ayer.

- De ontmoeting had gisteren plaats.
- De ontmoeting vond gisteren plaats.

Me tuvo una hora esperando.

Hij heeft mij een uur laten wachten.

Ella no tuvo ningún hermano.

Ze had geen broer.

Su salud tuvo una caída.

Zijn gezondheid ging achteruit.

Esta decisión tuvo importantes consecuencias.

Deze beslissing had belangrijke gevolgen.

Él tuvo una muerte natural.

Hij stierf een natuurlijke dood.

Tom no tuvo ningún hijo.

Tom had geen kinderen.

Tom tuvo una experiencia traumática.

Tom had een traumatische ervaring.

Mary tuvo la última carcajada.

- Maria lachte als laatste.
- Maria lachte het laatst.

Ella tuvo un sueño agradable.

Ze had een aangename droom.

- Tom tuvo que hacer una difícil elección.
- Tom tuvo que tomar una difícil decisión.

Tom moest een moeilijke keuze maken.

De lo que no se tuvo.

Voor wat je niet had.

Tom tuvo un ataque de pánico.

Tom kreeg een paniekaanval.

El viejo matrimonio no tuvo hijos.

- Het oude echtpaar had geen kinderen.
- Het bejaarde echtpaar had geen kinderen.

El remedio tuvo un efecto inmediato.

Het medicament had een onmiddellijk effect.

El incidente tuvo lugar a medianoche.

Het incident deed zich voor om middernacht.

Ella tuvo la amabilidad de ayudarme.

Ze was zo goed mij te helpen.

El señor Wood no tuvo hijos.

Mijnheer Wood had geen zonen.

Él tuvo un accidente de tráfico.

Hij had een verkeersongeval.

Él tuvo un extraño sueño anoche.

Hij had vannacht een vreemde droom.

Desde entonces no tuvo más dinero.

Daarna had hij geen geld meer.

Tom tuvo un ataque de asma.

- Tom heeft een astma-aanval gehad.
- Tom had een astma-aanval.

Tom tuvo un muy mal día.

Tom had een zeer slechte dag.

Ayer mi novia tuvo dos orgasmos.

Gisteren had mijn verloofde twee orgasmes.

Su programa tuvo un enorme éxito.

Zijn programma is enorm succesvol.

Él tuvo dudas de ir ahí.

Hij aarzelde om ernaartoe te gaan.

- Tom tuvo suerte.
- Tom fue afortunado.

Tom had geluk.

Tom no tuvo ningún heredero varón.

Tom had geen mannelijke erfgenaam.

- Él tuvo la suerte de encontrar un trabajo.
- Él tuvo la suerte de encontrar trabajo.

- Hij had het geluk een baan te vinden.
- Hij had het geluk werk te vinden.

Luego tuvo lugar una serie de investigaciones,

Daarna kwam er een hele reeks onderzoeken,

Tuvo entonces un prolapso de disco cervical

Ze had een verzakking van een tussenwervelschijf opgelopen

Su nuevo libro tuvo una recepción favorable.

Zijn nieuwe boek werd goed ontvangen.

Él tuvo la suerte de encontrar trabajo.

Hij had het geluk een baan te vinden.

Aunque no se casó, tuvo un hijo.

Hoewel hij niet getrouwd was, had hij een kind.

Tom no tuvo absolutamente nada que ver.

Tom had er absoluut niks mee te maken.

El accidente tuvo lugar en la esquina.

Het ongeluk gebeurde bij de hoek.