Examples of using "Seis" in a sentence and their dutch translations:
Wacht tot zes uur.
We hebben zes eieren.
Het was zes uur.
Het is zes uur.
- Het is bijna zes uur.
- Het loopt tegen zessen.
- Het is bijna zes uur.
- Het loopt tegen zessen.
Om zes uur ben ik terug.
Laten we tot zes uur wachten.
- Het is bijna zes uur.
- Het loopt tegen zessen.
Het is zes graden onder nul.
Ik ben rond zes uur opgestaan.
- Ik sta gewoonlijk op om 6 uur.
- Ik sta normaal op rond zes.
Ik sta op om zes uur.
Ze zijn zes maanden geleden getrouwd.
Zes gedeeld door twee is drie.
Hoeveel is vier maal zes?
Het is zes graden onder nul.
Ik heb zes maanden in China gewoond.
Dit huis heeft zes kamers.
Een zeshoek heeft zes zijden.
Ik heb alle zes de vensters gesloten.
Ik kom terug voor zes uur.
- Het is twintig over zes.
- Het is tien voor half zeven.
Ik probeer op te staan om zes uur.
Het is vijf voor zes.
Het loopt tegen zessen.
Hij heeft een hond en zes katten.
Ik sta gewoonlijk op om 6 uur.
Ik ben tegen zessen opgestaan.
Ik heb zes maanden in China gewoond.
Ze heeft een hond en zes katten.
Hij is vier tot zes weken geleden overleden.
En ongeveer zes maanden voor ze stierf,
- Ik ben rond zes uur opgestaan.
- Ik ben tegen zessen opgestaan.
Mijn vliegtuig vertrekt om zes uur.
Er zijn zes mensen, inclusief hem.
Ik had zes maanden geleden een keizersnede.
Er zitten zes appels in de doos.
Ik was klaar met mijn werk om zes uur.
Het is bijna zes uur.
Is zes uur goed voor u?
Hij werd zes jaar later herkozen.
Je moet om zes uur opstaan.
Ik ben zes maanden geleden gestopt met roken.
Hij heeft een hond en zes katten.
- Stond je om zes uur op?
- Stond je op om zes uur?
Het telefoongesprek duurde zes uur.
Gewoonlijk staat hij om zes uur op.
Ik ben om zes uur opgestaan.
- Ik zal daar tot zes uur blijven.
- Ik blijf daar tot zes uur.
- Ik heb om zes uur een afspraakje met hem.
- Ik heb om zes uur met hem afgesproken.
- Ik ontmoet hem om zes uur.