Translation of "Mutuamente" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Mutuamente" in a sentence and their dutch translations:

Se ayudaban mutuamente.

Ze hielpen elkaar.

Se abrazaron mutuamente.

- Ze omhelsden.
- Zij omhelsden.
- Ze omarmden.
- Zij omarmden.

- Se sonrieron el uno al otro.
- Se sonrieron mutuamente.

Ze glimlachten naar elkaar.

Si encontráis cosas que os interesen mutuamente, podréis llevaros bien.

- Vind gemeenschappelijke interesses, en jullie zullen goed met elkaar overweg kunnen.
- Vind wederzijdse belangen, en jullie zullen goed met elkaar kunnen opschieten.

- Los dos hombres se acusaron mutuamente.
- Los dos hombres se acusaron el uno al otro.

De twee mannen beschuldigden elkaar.

- Las dos cosas no son necesariamente mutuamente excluyentes.
- Las dos cosas no se excluyen necesariamente la una a la otra.

De twee zaken sluiten elkaar niet noodzakelijkerwijs uit.

En lugar de hacernos mutuamente regalos de Navidad este año, donamos la cantidad que habríamos gastado en regalos para obras de caridad.

In plaats van elkaar dit jaar kerstcadeaus te geven, hebben we het bedrag dat we aan cadeaus zouden hebben besteed aan een goed doel gedoneerd.