Examples of using "Llamé" in a sentence and their dutch translations:
Ik belde hem.
Ik heb haar gebeld.
Ik belde hem.
Ik heb hem gisteren gebeld.
Ik belde Tom.
- Ik belde.
- Ik heb gebeld.
Ik bel mijn zus op.
- Ik heb hem gisteren getelefoneerd.
- Ik heb hem gisteren gebeld.
Ik belde een ambulance.
Ik heb je drie uur geleden gebeld.
Toen ik aankwam op het vliegveld belde ik haar.
- Hij kwam niet, totdat ik belde.
- Hij kwam pas toen ik belde.
Ik klopte aan de deur, maar niemand deed open.
Ik belde haar, maar ze zat in een gesprek.
Ik telefoneerde hem, maar de lijn was bezet.
Hij kwam niet, totdat ik belde.
Ik heb je hierheen geroepen om je een vraag te stellen.
Zeg Tom alsjeblieft dat ik heb gebeld.
Ik heb gebeld.
Ik belde hem, maar een meisje nam de telefoon op.
Ik belde mijn man, die zich naar mij toe haastte,
Herinnert gij u nog de voornaam van uw grootmoeder?- Neen, ik noemde haar altijd gewoon oma.
"Nee..." zuchtte Dima. "Ik denk dat ik naar het verkeerde land gebeld heb. Laat ik de andere nummers in de 960 eens proberen."
Ik belde haar om haar te zeggen, dat ze haar mobieltje bij mij had laten liggen, maar ze antwoordde niet.