Examples of using "Años" in a sentence and their dutch translations:
Ben je 17?
Ik ben 19 jaar.
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
Ben je tien jaar?
Veertig jaar zijn voorbij.
- Ik ben 18 jaar.
- Ik ben achttien jaar oud.
Hoe oud is hij?
Ik ben 25 jaar oud.
- "Hou oud ben je?" "Zestien."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."
Vele jaren gingen voorbij.
Ik ben vijfenveertig jaar oud.
Hij is vierentwintig jaar oud.
Hij is acht.
Drie jaar geleden
Honderd jaar geleden
30 jaar geleden,
Negen jaar geleden.
Ik ben tachtig jaar.
Jaren gingen voorbij.
Ik ben zestien jaar oud.
Ik ben 25 jaar oud.
Vele jaren gingen voorbij.
Ik ben 27.
Ik ben twintig geworden.
Veertig jaar zijn voorbij.
Hoe oud zijn jullie?
Ik ben achttien jaar oud.
- Ik ben twaalf jaar oud.
- Ik ben twaalf jaar.
Ik ben dertig jaar oud.
Ik ben 19 jaar.
Hoe oud ben je?
Hij is dertig jaar oud.
- Hoe oud bent u?
- Hoe oud ben je?
Ik ben veertig.
Ik ben 24.
Hoe oud ben ik?
Ik ben 20 jaar oud.
Hoe oud ben je?
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Tien jaar is een lange tijd.
Vijf jaar is te lang om te wachten.
- Hoe oud bent u?
- Hoe oud zijn jullie?
Ik ben nu 30.
Harry is amper veertig jaar.
Muiriel is nu 20 jaar oud.
Muiriel is nu 20 jaar oud.