Examples of using "“mis" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb respect voor je.
Jullie zijn mijn vrienden.
Zij zijn mijn broers.
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
Dat zijn mijn boeken.
Al mijn vrienden en familie zijn dood.
Dit zijn mijn vrienden.
Waar is m'n bril?
Dat zijn mijn cd's.
Zij zijn mijn favoriet.
Ik wil mijn spullen.
Ik heb mijn schoenen gevonden.
- Pas op mijn vingers.
- Let op mijn vingers.
- Kijk naar mijn vingers.
Ik heb mijn sleutels nodig.
Breng mijn bril.
Dit zijn mijn broers.
Ik heb mijn redenen.
Jullie zijn mijn gasten.
Mijn schoenen piepen.
Ik was mijn sokken.
Ik heb mijn twijfels.
Jullie zijn mijn vrienden.
- Zij zijn mijn vijanden.
- Jullie zijn mijn vijanden.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Wat doen mijn grootouders?
Waar zijn mijn draken?
Ik zoek mijn vrienden.
Ik wil niet zakken voor mijn examens.
Wat hebben jullie met mijn broek gedaan?
Een van mijn lievelingsopdrachten tijdens mijn lessen over creativiteit
Zij ontweek mijn vragen.
Ik ben trots op mijn kinderen.
Wie zijn mijn nieuwe buren?
Dat zijn mijn klasgenoten.
Mijn ouders verstaan mij niet.
terwijl ik daar voor de klas stond.
Mijn zwarte studenten vertellen me
Mijn broek is nat.
Ik heb mijn plannen opgegeven.
Mijn schoenen zijn versleten.
Mijn schoolcijfers waren gemiddeld.
Dat is mijn broek.
Ik kan niet stoppen met huilen.
Mijn ouders zijn oud.
Mijn ogen zijn blauw.
Mijn ouders zijn dood.
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
Wat doen mijn grootouders?
Ik moet mijn gedachten ordenen.
Ik heb zo mijn eigen redenen.
Waar zijn mijn sigaretten?
- Ik kan mijn handschoenen niet vinden.
- Ik vind mijn handschoenen niet terug.
Ik heb met mijn ouders gesproken.
Waar zijn mijn boeken?
- Heb je mijn brieven ontvangen?
- Heeft u mijn brieven ontvangen?
- Hebben jullie mijn brieven ontvangen?
Mijn ouders zijn gezond.
Mijn ouders waren woedend.
- Ik heb al mijn huizen verkocht.
- Ik verkocht al mijn huizen.
Ik hou van mijn ouders.
Oei - ik ben mijn pillen vergeten.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Dat zijn mijn cd's.
- Ik ben mijn zakdoeken aan het strijken.
- Ik strijk mijn zakdoeken.
Waar is mijn bril?
Waar zijn mijn laarzen?
- Ik nam contact op met m'n ouders.
- Ik nam contact op met m'n moeders.
Ik heb een hekel aan mijn buren.
Waar zijn mijn horloges?