Translation of "старика" in Dutch

Старика сбила машина.

De oude man werd door een auto overreden.

Я любил старика.

Ik hield van de oude man.

Она вышла замуж за богатого старика.

Ze trouwde met een rijke oude man.

У старика были боли в спине.

De bejaarde had pijn aan de rug.

Том терпеливо слушал нескончаемую болтовню старика.

Tom bleef geduldig luisteren terwijl de oude man van de hak op de tak sprong.

- Старик был всеми любим.
- Старика все любили.

- De oude man was geliefd bij iedereen.
- De man werd geliefd door iedereen.

- Старика сбила машина, и он был немедленно доставлен в больницу.
- Старик был сбит машиной и немедленно доставлен в больницу.

De oude man werd overreden en onmiddellijk naar het ziekenhuis gebracht.