Examples of using "прыгать" in a sentence and their dutch translations:
Daar gaan we.
Ik kan springen.
Laten we ons voorbereiden. Maak je klaar om te springen.
Je vliegt eigenlijk.
Moeten we springen? Of gaan we abseilen?
Mijn dochter is gek op touwtjespringen.
Ik wou niet in het koud water springen.
Het is gevaarlijk om van een rijdende trein te springen.
Ik ga je niet laten springen.