Examples of using "летать" in a sentence and their dutch translations:
Ik kan vliegen.
Ik haat vliegen.
Struisvogels kunnen niet vliegen.
Struisvogels kunnen niet vliegen.
Deze vogel kan vliegen.
Kunnen alle vogels vliegen?
Struisvogels kunnen niet vliegen.
Een struisvogel kan niet vliegen.
Ik kan vliegen.
Hij kan vliegen.
Superman kan vliegen.
Een vogel kan vliegen.
Ik heb vliegangst.
Kun je me leren vliegen?
Deze vogel kan niet vliegen.
Struisvogels kunnen niet vliegen.
Ik kan niet vliegen.
- Mijn grootmoeder kan vliegen.
- Mijn oma kan vliegen.
Deze vogel kan vliegen.
- Kun je me leren vliegen?
- Kunt ge mij leren vliegen?
Hij haat vliegreizen.
Kunnen alle vogels vliegen?
Je vliegt eigenlijk.
Deze vogel kan niet vliegen.
Heksen kunnen op bezemstelen vliegen.
Waarom kan een struisvogel niet vliegen?
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Deze vogel kan niet vliegen.
Welke vogel kan niet vliegen?
Niet alle vogels kunnen vliegen.
Niet alle vogels kunnen vliegen.
- Kun je me leren stelen?
- Kun je me leren vliegen?
Als ik toch eens kon vliegen!
Hij kan vliegen.
Over iets meer dan zeven weken kunnen al deze kuikens vliegen.
Hij weet hoe een helikopter te besturen.
blijven de wereld rondreizen en eten vlees en zuivel.
Kunt ge mij het stelen aanleren?
De duif en de struisvogel zijn beide vogels; de een kan vliegen en de ander niet.