Examples of using "пошел" in a sentence and their dutch translations:
Het is weer gaan sneeuwen.
Waar is hij naartoe?
Hij ging vroeg naar bed.
- Ik ben er gisteren naartoe gegaan.
- Ik ging daar gisteren heen.
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Donder op.
- Ga toch weg!
Ik ben naar een concert geweest met Tom.
Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.
Weet u waar uw vader heen is gegaan?
Ik was moe vandaag, daarom ging ik vroeg naar bed.
Ben jij gisteren na school direct naar huis gegaan?
Hé, waar ga je heen?
Hij ging vroeg naar bed.
Het wordt hier steiler. Daar zou ik niet langs gaan.
Ik was erg moe, daarom ging ik vroeg naar bed.
Tom trad in de voetsporen van zijn vader en werd advocaat.
Ik ging met Leanne naar de supermarkt en kocht kipnuggets.
Hij ging om tien uur naar bed zoals gewoonlijk.
Het was niet nodig geweest de bloemen water te geven. Net toen ik klaar was, begon het te regenen.
Ik was erg moe, daarom ging ik vroeg naar bed.
- Waar ga je heen?
- Waar ga je naartoe?
Hij ging om tien uur naar bed zoals gewoonlijk.
- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Ga toch weg!
- Waar ga je heen?
- Waar gaat ge naartoe?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar ga je naartoe?
- Waar gaat u heen?