Examples of using "помогал" in a sentence and their dutch translations:
Jij hielp de armen.
Neen, ik heb niet geholpen.
Heeft Tom geholpen?
Tom hielp.
Ik hielp hem.
Het was een mentaliteit die goed voor me werkte
- Wie hielp Tom?
- Wie heeft Tom geholpen?
- Tom hielp iedereen.
- Tom heeft iedereen geholpen.
- Wie hielp hem?
- Wie heeft hem geholpen?
- Wie hielp haar?
- Wie heeft haar geholpen?
- Ken hielp Tom.
- Ken heeft Tom geholpen.
- Ik hielp iedereen.
- Ik heb iedereen geholpen.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Neen, ik heb niet geholpen.
- Tom heeft me niet geholpen.
- Tom hielp me niet.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Bob heeft mij geholpen.
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
- Heb je geholpen?
- Heeft u geholpen?
- Hebben jullie geholpen?
Tom hielp zijn moeder met het versieren van de kerstboom.
Ik weet dat Tom je heeft geholpen.
Niemand heeft me geholpen.
Ik heb Tom geholpen.
Hartelijk dank aan iedereen die me heeft geholpen!
Gisteren heb ik mijn vader geholpen.
Waarom hielp je me?