Examples of using "положиться" in a sentence and their dutch translations:
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.
Op hem kan je vertrouwen.
- Ze zijn onbetrouwbaar.
- Zij zijn onbetrouwbaar.
waar we op kunnen bouwen,
- Je kunt ons vertrouwen.
- Je kunt op ons rekenen.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
- Ze zijn onbetrouwbaar.
- Zij zijn onbetrouwbaar.
Je kunt op dit woordenboek vertrouwen.
Tom is een man die je kunt vertrouwen.
- Dat is iemand op wie je kan vertrouwen.
- Hij is een betrouwbaar persoon.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
- Op hem kan niet gerekend worden.
- Hij is niet betrouwbaar.
Je kunt altijd op Tom rekenen.