Examples of using "подарить" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil een plant aan mama geven.
Wat zou ik Tom voor Kerstmis moeten geven?
- Wat denk je dat ik Tom voor Kerstmis moet geven?
- Wat denkt u dat ik Tom voor Kerstmis moet geven?
- Wat denken jullie dat ik Tom voor Kerstmis moet geven?
Ik wil een plant aan mama geven.
Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.
Papa, wat ga je me voor Kerstmis geven?
Ik heb twee witgeschilderde stoelen om te geven.
Ze kon niet bedenken wat ze de kinderen met Kerstmis moest geven.
Tom kon niet bedenken wat hij Maria voor Kerstmis moest geven.
Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.