Examples of using "остановились" in a sentence and their dutch translations:
De klok stopte.
- Ze zijn gestopt.
- Ze stopten.
Waar verblijft u?
Waar waren we gebleven?
Waarom ben je gestopt?
De klok staat stil. Hij heeft een nieuwe batterij nodig.
En wij? Wij bleven verder doen.
We verbleven in een hotel bij het meer.
Hij en ik verbleven in het hotel.
- Laten we verdergaan waar we gisteren waren gebleven.
- Laten we terug inpikken daar waar we gisteren gebleven waren.
Laten we verdergaan waar we gebleven waren!
Waar waren we gebleven?
Zijt ge gestopt aan het rood licht?
M'n horloge stond stil, dus ik wist niet hoe laat het was.
- Waar verblijf je?
- Waar verblijft u?
- Waar verblijven jullie?
Zit jij in dit hotel?