Examples of using "знакомы" in a sentence and their dutch translations:
Kennen we elkaar?
We kennen elkaar al.
We kennen elkaar sinds we kinderen waren.
Kennen we jullie?
Ken ik jou?
We kennen elkaar al jaren.
Tom en Maria kennen elkaar al.
We kennen haar niet.
terwijl ze me niet eens kennen.
Kennen we elkaar?
Kennen jullie elkaar?
Ze kennen ons.
We kennen haar niet.
Kent ge zijn broer?
- Kennen we jullie?
- Kennen we je?
- Kennen we jou?
- Kennen we u?
We kennen elkaar niet.
Iedereen kent het idee van Walhalla, en natuurlijk van de Walkuren.
We kennen hem niet.
Ken je zijn vader?
We kennen elkaar al jaren.
Kennen jullie Tom?
Weet je dat?
Ken ik hem?
We kennen elkaar al zes jaar.
We kennen elkaar al jaren.
We kennen elkaar niet.
- Je komt me bekend voor.
- U komt me bekend voor.
- Jullie komen me bekend voor.
Kennen jullie hem?
Ken je haar vader?
- Ken je me?
- Kent u me?
- Ken je mij?
- Kent u mij?
- Zij kennen elkaar niet zo goed.
- Ze kennen elkaar niet erg goed.
Kende je hem?
We kennen elkaar al jaren.
Kent u hem?
- Kent u dat meisje?
- Ken je dat meisje?
- Kennen jullie dat meisje?
- Kent u dhr. Bingley?
- Ken je meneer Bingley?
Ken je zijn broer?
- Ken je Tom goed?
- Kent u Tom goed?
Ken je Toms zus?
Ken je Toms vader?
- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?
Ik denk dat je Tom kent.
- Je kent ze niet eens.
- U kent ze niet eens.
- Jullie kennen ze niet eens.
Waarom doe je alsof je me niet kent?
Waarom doe je alsof je me niet kent?
Ken je Toms moeder?
Dit is mijn vriend. Kent u hem?
- Ik dacht dat je hem niet kende.
- Ik dacht dat u hem niet kende.
- Ik dacht dat jullie hem niet kenden.