Examples of using "ездить" in a sentence and their dutch translations:
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?
Kunt u paardrijden?
Ik kan paardrijden.
Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.
Kun jij paardrijden?
- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.
Kan ze fietsen?
Ik moet fietsen.
Hij weet hoe hij een kameel moet berijden.
Ik vind het leuk om met de trein te gaan.
Kunt gij paardrijden?
Het is gevaarlijk om zonder helm op een motor te rijden.
Het is gevaarlijk om zonder helm op een motor te rijden.
- Op het fietspad niet met de bromfiets fietsen.
- Fietspad. Dus niet brommen.
Ik heb besloten niet naar Europa te gaan.
- Kunt gij paardrijden?
- Kan jij paardrijden?
- Kun jij paardrijden?
- Kunt u paardrijden?
We vinden het allemaal leuk om te fietsen.
Ik rij niet graag in het donker.
- Paardrijden is erg leuk.
- Paardrijden is bereleuk.
Dat meisje kan niet fietsen.
Fietsen kan men nooit verleren.
Het is gevaarlijk om zo snel te rijden.
Op mijn vijfde kon ik al skiën.
Met de moto rijden kan gevaarlijk zijn voor jongeren.
Kan zij fietsen?
- Fietsen kan men nooit verleren.
- Fietsen verleert men nooit.
- Je hoeft daar niet heen te gaan.
- Het is niet nodig dat je daar heengaat.
Ik wil met de fiets rijden omdat ik ver van mijn school woon.
heb een weg gebouwd die zo sterk is dat kleine voertuigen elkaar veilig kunnen passeren.
Je hoeft daar niet heen te gaan.
Het kostte hem drie maanden om te leren fietsen.
Als hobby reis ik graag naar plekken in binnen- en buitenland waar ik niet eerder ben geweest.
- Je kunt beter niet naar.
- U doet er best aan niet te gaan.