Examples of using "врачом" in a sentence and their dutch translations:
- Ik was arts.
- Ik was geneesheer.
- Ik was een dokter.
Hij deed alsof hij een dokter was.
Ik word dokter.
Hij gaat dokter worden.
Hij besloot om arts te worden.
- Ik droom ervan dokter te worden.
- Ik droom ervan arts te worden.
De vader van Tom was dokter.
Hij wil dokter worden.
- Hij besloot om arts te worden.
- Hij heeft besloten om dokter te worden.
- Mijn vader was dokter.
- Mijn vader was arts.
Thomas wilde dokter worden.
Ik wil dokter worden.
De overleden heer Schmidt was geneesheer.
U kunt geen dokter zijn.
- Hij besloot om arts te worden.
- Hij heeft besloten om dokter te worden.
- Waarom wil je dokter worden?
- Waarom wilt u dokter worden?
De overleden heer Schmidt was geneesheer.
Vader wil mij dokter laten worden.
Ik heb een afspraak met de dokter.
Hij wordt zeker een goede arts.
Ik had niet gedacht dat je ooit dokter zou worden.
Wanneer ik groot ben, wil ik dokter worden.
Kan ik mijn dokter spreken?
Als hij groot is, wil Tom graag dokter worden.
Hij wordt een goede dokter.
Ze vertelde me dat haar moeder dokter was geweest.
Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.
Hij wordt een goede dokter.
Hoe kan ik contact opnemen met een Japans sprekende dokter?
Je moet onmiddellijk een arts raadplegen.