Examples of using "весна" in a sentence and their dutch translations:
- Het is lente.
- Het is voorjaar.
- Het is lente.
- Het is voorjaar.
De lente komt.
- De lente is begonnen.
- Het voorjaar is gearriveerd.
Het is voorjaar.
Het is bijna lente.
Het is bijna lente.
Het is bijna lente.
Het is bijna lente.
De lente komt.
Het is nog geen lente.
Na de winter komt de lente.
- De lente komt eindelijk!
- Het voorjaar komt eindelijk!
De lente is op weg!
Lente is in de lucht.
- Het is nog geen lente.
- Het is nog geen voorjaar.
- Het is bijna lente.
- De lente komt eraan.
Het is bijna lente.
De lente is niet gekomen.
De lente is voorbij en de zomer begint.
Wanneer de lente komt, wordt het warm.
Na de winter komt de lente.
Lente zaait, herfst oogst.
De lente was voorbij en de zomer begon.
Het zal niet lang duren tot er een warme lente komt.
Het is bijna lente.
Wanneer de lente komt, wordt het warm.
De lente is mijn lievelingsseizoen.
Mijn lievelingsseizoen is de lente.
Houdt ge van de lente of de herfst?
Wat verkies je, lente of herfst?
De vier jaargetijden zijn lente, zomer, herst en winter.
Eindelijk is de lente naar dit deel van Japan gekomen.
Er zijn vier seizoenen: lente, zomer, herfst, winter.
Ik zelf hou erg van de lente, ik heb nooit van de zomer gehouden.