Examples of using "Начальник" in a sentence and their dutch translations:
Waar is de baas?
Tom is mijn baas niet.
Hij is mijn baas.
Tom is mijn baas.
Ik ben uw baas.
- Ik ben je baas.
- Ik ben uw baas.
- Ik ben jullie baas.
- Ik ben je baas.
- Ik ben uw baas.
- Ik ben jullie baas.
Mijn chef is afkomstig uit Israël.
De baas heeft ons plan goedgekeurd.
Je praat alsof je de baas bent.
De chef heeft je op het matje geroepen.
- Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
- Mijn baas werd gedwongen ontslag te nemen.
De baas weet het nog niet.
Mijn baas heeft me juist ontslagen.
Mijn chef is afkomstig uit Israël.
Ik ben nog steeds de baas hier.
Mijn baas nodigde me uit voor een etentje.
U bent de nieuwe chef, nietwaar?
Ik heb een baas die veel jonger is dan ik.
Tom is mijn baas.
- Lisa, dit is dhr. Murata. Hij is mijn baas.
- Lisa, dit is meneer Murata. Hij is mijn baas.
Mijn baas zei me dat ik moeilijk te benaderen ben.
Hij doet alsof hij werkt wanneer de baas in de buurt is.
- Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
- Mijn baas werd gedwongen ontslag te nemen.
Onze baas deed ons werken van 's morgens tot 's avonds.
Hij is mijn baas.
De baas heeft ons plan goedgekeurd.
Hij doet alsof hij enthousiast is wanneer zijn baas in de buurt is.
- Even onder ons, ik hoor dat afdelingsleider Tanaka eigenlijk een pruik draagt.
- Even onder ons, ik hoor dat afdelingsleider Tanaka eigenlijk een toupetje draagt.