Examples of using "Джона" in a sentence and their dutch translations:
- Groetjes, John.
- Hou van John.
Het is de appel van John.
John heeft twee zonen.
John heeft vijf appels.
We hebben John als aanvoerder gekozen.
Tom is de tweelingsbroer van John.
Tom draagt de schoenen van John.
John heeft een pen.
- Ik heb John gezien in de bibliotheek.
- Ik zag John in de bibliotheek.
Tom lijkt erg op John.
John heeft een Japanse auto.
Wij hebben John als onze aanvoerder gekozen.
Tom liet Mary een foto van John zien.
Tom gaf Maria Johns nummer.
Tom lijkt veel op John.
John is slim.
Tom dacht dat Mary John kende.
John was gisteren niet op school.
Ik ken John al sinds 1976.
John is er niet.
Wist je dat de vader van Johan aan een hartaanval is gestorven?
Tom en Mary waren op de begrafenis van John.
- Denk je dat Tom Maria Johan zag zoenen?
- Denk je dat Tom zag dat Maria Johan zoende?
Johns perfectionisme, zijn onverbiddelijke werkethos,
Tom maakte broodjes met tonijn voor Maria en John.
John had het gevoel dat er geesten in de donkere kamer waren.
John heeft vijf appels. Hij geeft er één aan Maria. Hoeveel peren zitten er nog in de zak?