Examples of using "Библию" in a sentence and their dutch translations:
- Leest u de Bijbel?
- Lees je de Bijbel?
- Lezen jullie de Bijbel?
Wie heeft de Bijbel geschreven?
- Tom leest de Bijbel.
- Tom is de Bijbel aan het lezen.
Zij studeerde de Bijbel.
Lees je de Bijbel?
Lezen jullie de Bijbel?
Tom las de Bijbel.
Tom leest elke dag de Bijbel.