Examples of using "написал" in a sentence and their dutch translations:
Wat schreef Tom?
Tom heeft dat boek geschreven.
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
- Wie heeft dit gedicht geschreven?
- Wie schreef dit gedicht?
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Wie heeft Hamlet geschreven?
Wie heeft de brief geschreven?
Wie heeft de Bijbel geschreven?
Hij heeft een brief geschreven.
Wie heeft dat geschreven?
Hij heeft een boek geschreven over China.
stuurde hij nog een bericht.
Wie heeft deze schilderijen gemaakt?
- Wie heeft dit boek geschreven?
- Wie schreef dit boek?
Ik heb Jim een brief geschreven.
De broer schreef een brief aan de zus.
Wat heb je gisteren geschreven?
Tom heeft dat boek geschreven.
Tom schreef een brief aan de kerstman.
- Hij heeft twee boeken geschreven.
- Hij schreef twee boeken.
- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?
- Tom heeft twee boeken geschreven.
- Tom schreef twee boeken.
Raad eens wie me heeft geschreven.
Hoeveel symfonieën heeft Beethoven geschreven?
Tom heeft niets geschreven.
Tom schreef Maria een brief.
Excuseer me dat ik zoveel geschreven heb.
- Wie schreef deze zin?
- Wie heeft deze zin geschreven?
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Hij heeft een brief geschreven.
Tom heeft veel boeken geschreven.
Wie heeft deze brief geschreven?
Gisteravond heb ik drie brieven geschreven.
"Wie heeft dit boek geschreven?" "John."
Ik heb een liedje voor je geschreven.
Hij heeft een stel spannende detectives geschreven.
"Wie heeft dit boek geschreven?" "John."
Hij schreef een boek in China.
Hij schreef een boek in China.
Hij heeft een boek geschreven over porselein.
- Wie schreef deze twee brieven?
- Wie heeft die twee brieven geschreven?
Ik schreef haar een lange brief.
Wie heeft een brief geschreven?
Wie heeft dat briljante artikel geschreven?
- Hij heeft een boek geschreven over China.
- Hij heeft een boek over China geschreven.
Ik heb een brief geschreven in het Engels.
Hij schreef noch telefoneerde.
Tom heeft verscheidene kookboeken geschreven.
Ik heb een paar kerstliedjes geschreven.
Heb je dit sprookje alleen geschreven?
Gisteravond heb ik een brief geschreven.
- Ik weet niet wie deze brief geschreven heeft.
- Ik weet niet wie deze brief heeft geschreven.
Fred schreef aan zijn moeder een lange brief.
- Hij heeft veel boeken geschreven over China.
- Hij schreef veel boeken over China.
Weet je wie dit schilderij heeft geschilderd?
Ik heb een brief geschreven.
Tom schreef zijn naam op het bord.
Heb jij dat geschreven?
Tom schreef een bericht op een stukje papier.
Ik schreef dat.
Ik heb Tom geschreven.