Examples of using "Vizinho" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een hekel aan mijn buurman.
- Hij is mijn buur.
- Hij is mijn buurman.
- We hebben een nieuwe buurman.
- We hebben een nieuwe buurvrouw.
Hij haat zijn buurman.
- Jij bent onze buurman.
- Jij bent onze buurvrouw.
Mijn buurman is timmerman.
- Onze buurvrouw heeft een rib gebroken.
- Onze buur heeft een rib gebroken.
- Onze buurman heeft een rib gebroken.
Tom is een goede buur.
Tom is mijn buurman.
- Tom is een goede buur.
- Tom is een goede buurman.
Onze nieuwe buurman speelt viool.
Tom is een goede buur.
- Tom is de buurman van Maria.
- Tom is Maria’s buurman.
De hond van mijn buurman blaft.
Zijn buurman zit ook achter haar aan.
Het land heeft de oorlog verklaard aan zijn buurland.
- Het gras aan de andere kant van de heuvel is altijd groener.
- Het gras van je buurman is altijd groener dan het jouwe.
naar Caleb Whitford, buurman van Benjamin Franklin.
Ondanks dat hij mijn buurman is, kende ik hem niet goed.
Beter een goede buur dan een verre vriend.
Hij is mijn buur, maar ik ken hem niet al te goed.
Onlangs kwam ik mijn vroegere buurman tegen in de stad.