Examples of using "Hora" in a sentence and their dutch translations:
Het is etenstijd.
- Fantastisch!
- Gaaf!
- Geweldig!
- Cool!
- Briljant!
- Wonderbaarlijk!
- Te gek!
Het is etenstijd.
Het is etenstijd.
Het is tijd om op te staan.
Tijd om uit te laden.
Het is één uur.
Het is tijd.
Op elk moment.
Is het tijd?
Het is etenstijd.
Het is tijd om te beginnen.
- Het is tijd om op te staan!
- Het is tijd om op te staan.
- Tom maakte overuren.
- Tom heeft overuren gemaakt.
Het is tijd om te gaan voor ons.
Het is tijd om weg te gaan.
Het is tijd voor het avondeten!
Het is etenstijd.
Ik ben over een half uur terug.
Ik heb een uur gestudeerd.
- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.
Het is etenstijd.
Wanneer moet ik aan boord gaan?
- De morgenstond heeft goud in de mond.
- Morgenstond heeft goud in de mond.
Ik kom binnen een uur.
Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
Het is tijd om naar school te gaan.
Het is bedtijd.
Het moment van de waarheid.
Het is tijd voor actie.
Ze publiceerden 't op 't foute moment.
Ik maak het in een uurtje af.
Hij is een uur geleden weggegaan.
- Hoe laat staat gij op?
- Om hoe laat sta je op?
- Hij kwam een uur later opdagen.
- Hij verscheen een uur later.
Hij zal over een half uur hier zijn.
We zijn hier een uur geweest.
We hebben minder dan een uur de tijd.
- Hebt u een afspraak?
- Heeft u een afspraak?
Is het etenstijd?
Gelieve op tijd te komen.
Een uur heeft zestig minuten.
Ze kwamen niet op tijd aan.
Kan ik je een keer bellen?
Hoe laat begint je les morgen?
Het is tijd om voedsel te zoeken.
Tijd om zich te verzamelen.
Het is tijd voor haar om naar huis te gaan.
Hij verscheen een uur later.
Ik ben een half uur van het hotel verwijderd.
Hij kwam niet op tijd.
Ik heb een uur op haar gewacht.
Ik heb een tandartsafspraak.
Ik heb een uur naar het boek gezocht.
Goedemorgen. Het is tijd om op te staan.
Rond deze tijd is het verkeer ongelooflijk druk.
Ik ga over een uur weg.
Je zei dat al een uur geleden.
Ik studeer iedere dag een uur Engels.
Tom verdient dertig dollar per uur.
Ik keek toen tv.
- Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
- Het is een uur geleden opgehouden met sneeuwen.
Hij is al een uur aan het spreken.
Hij heeft mij een uur laten wachten.
Nu is het tijd voor jou om te gaan.
Het is tijd om naar school te gaan.
Het is tijd dat je een beslissing neemt.
Hierdoor verloor ik een kostbaar uur.
Tom heeft een goed uur op Maria gewacht.
Ik denk dat het tijd is voor een biertje.
Tijd om haar gezin te voeden.
Ik ben over een uur terug.
Hij zal over een uur terug zijn.
- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.
Ik heb een half uur in de rij gestaan.
Ge kunt komen wanneer ge maar wilt.
De tijd is gekomen dat onze wegen scheiden.
Morgen rond deze tijd zijn we in Londen.
Hij heeft moeite op tijd wakker te worden.
Hij heeft mij een uur laten wachten.
Ik ben op tijd op school gekomen.
De trein kwam op tijd aan in Kyoto.
Hij kwam juist op tijd aan op school.