Translation of "Hora" in Dutch

0.128 sec.

Examples of using "Hora" in a sentence and their dutch translations:

- É hora do jantar.
- Hora de jantar.
- É hora de comer.
- Está na hora do jantar.

Het is etenstijd.

Da hora!

- Fantastisch!
- Gaaf!
- Geweldig!
- Cool!
- Briljant!
- Wonderbaarlijk!
- Te gek!

- É hora do jantar.
- Hora de jantar.

Het is etenstijd.

- É hora do jantar.
- É hora de jantar.
- É hora da janta.

Het is etenstijd.

- Hora de se levantar.
- É hora de levantar.
- Está na hora de levantar.

Het is tijd om op te staan.

Hora de descarregar.

Tijd om uit te laden.

É uma hora.

Het is één uur.

Está na hora.

Het is tijd.

A qualquer hora.

Op elk moment.

Está na hora?

Is het tijd?

- É hora de jantar.
- Está na hora do jantar.

Het is etenstijd.

É hora de começar.

Het is tijd om te beginnen.

Hora de se levantar.

- Het is tijd om op te staan!
- Het is tijd om op te staan.

Tom fez hora extra.

- Tom maakte overuren.
- Tom heeft overuren gemaakt.

É hora de irmos.

Het is tijd om te gaan voor ons.

É hora de ir.

Het is tijd om weg te gaan.

É hora de jantar!

Het is tijd voor het avondeten!

É hora do jantar.

Het is etenstijd.

Volto em meia hora.

Ik ben over een half uur terug.

Estudei por uma hora.

Ik heb een uur gestudeerd.

É hora de dormir.

- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.

É hora de comer.

Het is etenstijd.

Que hora devo embarcar?

Wanneer moet ik aan boord gaan?

- Hora matinal é hora abençoada.
- Deus ajuda a quem cedo madruga.

- De morgenstond heeft goud in de mond.
- Morgenstond heeft goud in de mond.

- Chegarei dentro de uma hora.
- Estou chegando dentro de uma hora.

Ik kom binnen een uur.

- Parou de nevar há uma hora.
- Parou de nevar faz uma hora.
- Parou de nevar tem uma hora.

Een uur geleden stopte het met sneeuwen.

- É hora de ir à escola.
- É hora de ir para a escola.
- É hora de ir pra escola.

Het is tijd om naar school te gaan.

- É hora de dormir.
- Está na hora de ir para a cama.

Het is bedtijd.

É a hora da verdade!

Het moment van de waarheid.

Está na hora de avançar.

Het is tijd voor actie.

Publicaram-no na hora errada.

Ze publiceerden 't op 't foute moment.

Eu terminarei em uma hora.

Ik maak het in een uurtje af.

Ele partiu há uma hora.

Hij is een uur geleden weggegaan.

Que hora você se levanta?

- Hoe laat staat gij op?
- Om hoe laat sta je op?

Ele apareceu uma hora depois.

- Hij kwam een uur later opdagen.
- Hij verscheen een uur later.

Estará aqui em meia hora.

Hij zal over een half uur hier zijn.

Estamos aqui há uma hora.

We zijn hier een uur geweest.

Temos menos de uma hora.

We hebben minder dan een uur de tijd.

O senhor tem hora marcada?

- Hebt u een afspraak?
- Heeft u een afspraak?

Está na hora de comer?

Is het etenstijd?

Por favor, chegue na hora.

Gelieve op tijd te komen.

Uma hora tem sessenta minutos.

Een uur heeft zestig minuten.

Elas não chegaram na hora.

Ze kwamen niet op tijd aan.

- Posso te ligar uma hora dessas?
- Eu posso te ligar uma hora dessas?

Kan ik je een keer bellen?

- Que hora é a sua aula amanhã?
- Que hora é a tua aula amanhã?

Hoe laat begint je les morgen?

Está na hora de procurar alimento.

Het is tijd om voedsel te zoeken.

Está na hora de se juntarem.

Tijd om zich te verzamelen.

É hora dela ir para casa.

Het is tijd voor haar om naar huis te gaan.

Ele apareceu uma hora mais tarde.

Hij verscheen een uur later.

Estou a meia hora do hotel.

Ik ben een half uur van het hotel verwijderd.

Ele não veio na hora certa.

Hij kwam niet op tijd.

Eu a esperei por uma hora.

Ik heb een uur op haar gewacht.

Tenho hora marcada com o dentista.

Ik heb een tandartsafspraak.

Procurei o livro por uma hora.

Ik heb een uur naar het boek gezocht.

Bom dia. É hora de acordar.

Goedemorgen. Het is tijd om op te staan.

Nessa hora há um tráfego incrível.

Rond deze tijd is het verkeer ongelooflijk druk.

Eu vou sair em uma hora.

Ik ga over een uur weg.

Você disse isso uma hora atrás.

Je zei dat al een uur geleden.

Estudo inglês uma hora por dia.

Ik studeer iedere dag een uur Engels.

Tom ganha trinta dólares por hora.

Tom verdient dertig dollar per uur.

Nessa hora eu estava vendo TV.

Ik keek toen tv.

Parou de nevar há uma hora.

- Een uur geleden stopte het met sneeuwen.
- Het is een uur geleden opgehouden met sneeuwen.

Ele está falando há uma hora.

Hij is al een uur aan het spreken.

Ele me deixou uma hora esperando.

Hij heeft mij een uur laten wachten.

Agora é hora de você ir.

Nu is het tijd voor jou om te gaan.

É hora de ir pra escola.

Het is tijd om naar school te gaan.

É hora de tomar uma decisão.

Het is tijd dat je een beslissing neemt.

- Isso me fez perder uma hora preciosa.
- Isso fez que eu perdesse uma hora preciosa.

Hierdoor verloor ik een kostbaar uur.

- Tom esperou pelo menos uma hora por Mary.
- Tom esperou uma boa hora por Mary.

Tom heeft een goed uur op Maria gewacht.

- Eu acho que é hora de uma cerveja.
- Acho que é hora de uma cerveja.
- Eu acho que é hora de tomar uma cerveja.

Ik denk dat het tijd is voor een biertje.

Está na hora de alimentar a família.

Tijd om haar gezin te voeden.

Eu estarei de volta em uma hora.

Ik ben over een uur terug.

Ele estará de volta em uma hora.

Hij zal over een uur terug zijn.

É hora de ir para a cama.

- Het is bedtijd.
- Het is tijd om naar bed te gaan.

Faz meia hora que estou na fila.

Ik heb een half uur in de rij gestaan.

Você pode vir na hora que quiser.

Ge kunt komen wanneer ge maar wilt.

É chegada a hora de nos separarmos.

De tijd is gekomen dat onze wegen scheiden.

Amanhã a esta hora estaremos em Londres.

Morgen rond deze tijd zijn we in Londen.

Ele tem problemas para acordar na hora.

Hij heeft moeite op tijd wakker te worden.

Ele me fez esperar por uma hora.

Hij heeft mij een uur laten wachten.

Eu cheguei na hora certa na escola.

Ik ben op tijd op school gekomen.

O trem chegou em Kyoto na hora.

De trein kwam op tijd aan in Kyoto.

Ele chegou à escola bem na hora.

Hij kwam juist op tijd aan op school.