Translation of "Gosta" in Dutch

Mary gosta do Japão, não gosta?

Mary houdt van Japan, of niet?

- Você gosta deles?
- Você gosta delas?

Vind je het leuk?

Você gosta de inglês, não gosta?

Je houdt van Engels, niet?

Você gosta de pizza, não gosta?

Jij houdt van pizza, nietwaar?

Você gosta de chocolate, não gosta?

Je houdt van chocolade, toch?

- Você gosta de chuva, não gosta?
- Você gosta de chuva, não?

Je houdt van regen, nietwaar?

Você gosta?

Vind je dat leuk?

- O Tom gosta disso.
- Tom gosta disso.

- Tom houdt hiervan.
- Tom vindt dat leuk.

Você gosta de manteiga de amendoim, não gosta?

- Jij houdt van pindakaas, nietwaar?
- U houdt van pindakaas, nietwaar?
- Jullie houden van pindakaas, nietwaar?

- Você gosta de esportes?
- Você gosta de esporte?

Hou je van sport?

- Você gosta de cantar?
- Você gosta de cantar ?

Zing je graag?

Ninguém gosta dele.

Niemand vindt het leuk.

Ela gosta dele.

Ze vindt hem leuk.

Ela não gosta de ninguém e ninguém gosta dela.

Zij houdt van niemand en niemand houdt van haar.

- Você gosta de tênis?
- O senhor gosta de tênis?

- Vind je tennis leuk?
- Vindt u tennis leuk?
- Houden jullie van tennis?

- Ela gosta de fazer caminhada sozinha.
- Ela gosta de andar sozinha.
- Ela gosta de passear sozinha.

Ze gaat graag alleen wandelen.

- Ele gosta de dar caminhadas.
- Ele gosta de fazer caminhada.

Hij houdt ervan wandelingen te maken.

- Você gosta dos seus colegas?
- Você gosta das suas colegas?

Heb je je collega's graag?

- Ele não gosta de ovos.
- Ele não gosta de ovo.

Hij houdt niet van eieren.

- Ela gosta imenso de flores.
- Ela gosta muito de flores.

Ze houdt erg veel van bloemen.

- O senhor gosta de tênis?
- A senhora gosta de tênis.

Vindt u tennis leuk?

- Ele não gosta de peixe.
- Ela não gosta de peixe.

- Hij houdt niet van vis.
- Hij lust geen vis.

Ela gosta de morango e sua irmã gosta de maçã.

Zij houdt van aardbeien, en haar zus houdt van appels.

- Você gosta da sua escola?
- Você gosta da tua escola?

Vind je je school leuk?

Você gosta do verão?

Hou je van de zomer?

Você gosta de esporte?

Hou je van sport?

Você gosta de música?

Hou je van muziek?

Você gosta de maçãs?

Hou je niet van appels?

Você gosta de fruta.

- Je houdt van fruit.
- U houdt van fruit.
- Jullie houden van fruit.

Você gosta de peixe?

Hou je van vis?

Você gosta de elefantes.

Je hebt graag olifanten.

Você gosta de cantar?

Zing je graag?

Nancy gosta de música.

Nancy houdt van muziek.

Tom gosta de tricotar.

- Tom breit graag.
- Tom vindt breien leuk.

Tom gosta de nadar.

Tom houdt van zwemmen.

Tom gosta de tomates?

Houdt Tom van tomaten?

Tom gosta de queijo.

Tom houdt van kaas.

Ele gosta de nadar.

Hij zwemt graag.

Ele gosta de futebol.

Hij vindt voetbal leuk.

Ele gosta de chá.

Hij houdt van thee.

Você gosta de viajar?

- Hou je van reizen?
- Reis je graag?

Ela gosta de cantar.

Zingen is haar ding.

Linda gosta de chocolate.

Linda houdt van chocolade.

Ela gosta de ler.

Ze leest graag.

Ele gosta de caçar.

Hij houdt van jagen.

Ele gosta de cantar.

Hij zingt graag.

Você gosta de café.

Jij houdt van koffie.

Você gosta de Moscou?

Vind je Moskou leuk?

Ele gosta da Disney.

Hij houdt van Disney.

Ela gosta de animais.

Ze is dol op dieren.

Você gosta de viagem?

Hou je van reizen?

Você gosta desta garota?

Vind je dit meisje leuk?

Tom gosta de reggae.

Tom vindt reggae leuk.

Susan gosta de gatos.

Susan houdt van katten.

Tom gosta de dinheiro.

Tom houdt van geld.

Tom gosta de morenas.

Tom houdt van brunettes.

Tom gosta de loiras.

Tom houdt van blondines.

Tom gosta de ruivas.

Tom houdt van roodharigen.

Você gosta de suco?

- Hou je van sap?
- Houdt u van sap?
- Houden jullie van sap?

Ele gosta de dormir.

Hij houdt van slapen.

Ela gosta de dormir.

Ze houdt van slapen.

Maria gosta de você.

Maria vindt je leuk.

Ninguém gosta de perder.

Niemand houdt ervan te verliezen.

Toshio gosta de Sachiko?

- Houdt Toshio van Sachiko?
- Vindt Toshio Sachiko leuk?

Você gosta de enchova?

- Houdt u van ansjovis?
- Hou je van ansjovis?

Ele gosta de laranja?

Houdt hij van sinaasappels?

Tom não gosta disto.

Tom heeft dat niet graag.

Tom gosta de ler.

Tom leest graag.

Tom gosta de pescar.

Tom houdt van vissen.

Tom gosta de gatos.

Tom houdt van katten.

Você gosta daquela música?

Vind je dat liedje leuk?

Tom gosta de Boston?

Houdt Tom van Boston?

Ele gosta de doces.

- Hij houdt van snoepjes.
- Hij houdt van snoep.
- Hij houdt van zoetigheden.

Você gosta de tênis?

Vindt u tennis leuk?

Você gosta de neve?

- Hou je van sneeuw?
- Houdt u van sneeuw?
- Houden jullie van sneeuw?

Ele gosta de cozinhar.

Hij kookt graag.

Ele gosta de laranjas.

- Hij houdt van sinaasappels.
- Hij houdt van appelsienen.

Você gosta dessa cor?

- Vind je dit een mooie kleur?
- Vind je deze kleur leuk?

Ele gosta de pescar.

Hij houdt van vissen.

Você gosta de laranjas?

Houdt u van sinaasappels?

Ele gosta de tigres.

Hij houdt van tijgers.

Ela gosta de laranjas?

Heeft ze graag appelsienen?