Examples of using "Dei" in a sentence and their dutch translations:
Ik ging wandelen.
Ik heb haar enkele boeken gegeven.
Ik gaf hem een boek.
Ik heb je al de helft gegeven.
Ik heb hem een paar boeken gegeven.
Ik gaf hem mijn adres.
Ik glimlachte.
Ik gaf Maria een boek.
Ik gaf hem een oorvijg.
Ik gaf hem een gouden horloge.
Ik gaf haar nog een kans.
Ik heb hem het geld gegeven.
Ik floot.
Ik gaf mijn zus een woordenboek.
Ik heb mijn zus een pop gegeven.
- Ik heb aan elk kind drie snoepjes gegeven.
- Ik heb aan ieder kind drie snoepjes gegeven.
- Ik gaf hem een oorvijg.
- Ik heb hem een oorvijg gegeven.
Ik gaf Tom al mijn geld.
Ik keek om me heen, op zoek naar een brievenbus.
Ik heb mijn hond Rex genoemd.
Ik gaf mijn hond nooit een banaan te eten.
Ik gaf de bedelaar al het geld dat ik had.
- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.
Ik vond dat het plan onverstandig was.
Ik gaf mijn moeder 19 bloemen op Moederdag.
Ik heb hem het weinige geld gegeven dat ik bij mij had.
Toen hij me beet, reageerde ik en schopte hem.
Ik heb hem niet alleen advies gegeven, ik heb hem ook gepijpt.
Ik heb je verschillende kansen gegeven, maar je wist ze nooit te benutten.
Eenmaal buiten zuchtte ik diep van opluchting.