Examples of using "Conheço" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken aardig wat Canadezen.
Ken ik hem?
Ik ken hem.
Ik ken hem niet.
- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.
Ik ken haar niet.
Ik ken jullie niet.
- Ik ken u niet.
- Ik ken je niet.
Ik ken die meisjes.
Ik ken niemand van hen.
Ik ken beide meisjes.
- Ik ken u niet.
- Ik ken je niet.
Ik ken hem.
Ik ken hen.
Ik ken je.
Ik ken Tom niet.
Ik ken Tom persoonlijk.
Ik ken beiden.
Ken ik jou?
Ik ken haar.
Ik ken zijn familie.
Hier ken ik niemand.
Ik ken geen Canadezen.
- Ik ken het systeem niet.
- Ik weet het systeem niet.
Ik ken mijn buren niet.
Ik ken niemand van hen.
Ik ken een kortere weg.
Ik ken die meisjes.
Ik ken de waarheid.
Ik ken je vader.
Ik ken het gebied.
Ik ken het probleem.
Ik ken beide personen.
Ik ken niemand van hen.
Ik ken John al sinds 1976.
Ik ken je moeder.
Ik ken hem goed.
Ik ken haar niet zo goed.
- Ik ken veel mensen in Boston.
- Ik ken veel mensen uit Boston.
Ik ken geen van beide meisjes.
Ik ken hem alleen van naam.
Ik ken geen van drieën.
Ik ken geen van drieën.
Ik ken Jim sinds mijn jeugd.
Ik ken hem al jaren.
Ik ben hier goed bekend.
Ik ken geen van beide.
Ik ken de waarheid niet.
Ik ken geen van beide meisjes.
Veel mensen zijn eraan onderdoor gegaan.
Ik ken een man die goed Russisch spreekt.
Ik ken een goed Italiaans restaurant.
Ik ken de vader van Maria.
Ik ken niet alle leerlingen.
Ik kende die vrouw helemaal niet.
Ik ken niemand in deze stad.
Ik ken jullie vader.
- Ik ken Toms weduwe.
- Ik ken de weduwe van Tom.
- Ik ken jouw vader zeer goed.
- Ik ken je vader heel goed.
Ik ken Toms zusje.
Ik ken al mijn buren.
Ik ken die jongen daar.
Ik ken hem al lang.
Ik ken een mens die Latijn spreekt.
Ik ken al uw geheimen.
- Ik weet wie je bent.
- Ik weet wie jullie zijn.
Ik ken een man die goed Frans kan spreken.
Neen, ik ken hem niet. Ik weet welteverstaan wie hij is maar ik ken hem niet persoonlijk.
Ik ken geen van deze vijf dames.
Ik ken iemand die in Boston woont.
Ik ken de voorzitter van de club goed.
Ik ken je broer heel goed.
Naast Tom kende ik daar niemand.
Jij bent de intelligentste persoon die ik ken.
Ik ken de regels.