Examples of using "Canadenses" in a sentence and their dutch translations:
Ik ken aardig wat Canadezen.
Drie van hen waren Canadees.
Wij zijn Canadezen.
We zijn de enige Canadezen hier.
We zijn allemaal Canadezen hier.
Ben je Canadees?
De meeste passagiers waren Canadezen.
Tom en Maria zijn beide Canadezen.
Het probleem is dat jullie geen Canadezen zijn.
Het gaat over de helft van de Canadezen als je hun hele leven bekijkt,