Examples of using "Casada" in a sentence and their dutch translations:
Is zij getrouwd?
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
Ik ben ongehuwd.
Ze is niet getrouwd.
Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je getrouwd?
- Bent u getrouwd?
Zij is getrouwd met een buitenlander.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?
Ben je ooit getrouwd?
Je bent niet getrouwd, of wel?
- Toen was ik getrouwd.
- Toen was ik gehuwd.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
De vrouw met wie Tom uitgaat is vier keer getrouwd.
Zij is op 10 juni dit jaar zes jaar getrouwd.
"Wist je dat de dochter van de buurman al getrouwd is?" "Je zegt niet! Ze is pas achttien!"
Zij wist wat het voor een getrouwde vrouw betekende om voor het huis, de echtgenoot, en de kinderen te zorgen.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
- Voor zover ik weet is zij nog altijd niet gehuwd.
- Voor zover ik weet, is zij nog niet getrouwd.
- Voor zover ik weet is zij nog altijd niet gehuwd.
- Voor zover ik weet, is zij nog niet getrouwd.