Examples of using "Zrobiłem" in a sentence and their dutch translations:
- Deed ik dat?
- Heb ik dat gedaan?
Maar dat heb ik niet gedaan.
- Ik deed niets.
- Ik heb niks gedaan.
Waarom heb ik dat gedaan?
Zo heb ik dat gedaan.
Ik heb koffie gemaakt.
Ik geef toe dat ik een fout heb gemaakt.
Verontschuldig me voor wat ik gedaan heb.
Ik heb een grote fout gemaakt bij de toets.
Ik heb het zelf gemaakt.
Ik heb een grove fout gemaakt bij de keuze van mijn vrouw.
Hoera!
Ik heb een grote fout gemaakt bij de toets.
- Misschien had ik dat niet moeten doen.
- Dat had ik misschien niet moeten doen.
Het enige verschil tussen mijzelf en een krankzinnige is dat ik niet krankzinnig ben.