Translation of "Zegarek" in Dutch

0.012 sec.

Examples of using "Zegarek" in a sentence and their dutch translations:

- Wczoraj straciłem zegarek.
- Wczoraj straciłam zegarek.

Ik ben gisteren mijn horloge verloren.

Straciłem zegarek.

Ik ben het uurwerk verloren.

Zgubiłem zegarek.

- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
- Ik heb het polshorloge verloren.

Kupiłem zegarek.

Ik heb een horloge gekocht.

- Zegarek jest na murze.
- Zegarek jest na ścianie.

Er hangt een klok aan de muur.

Dała mu zegarek.

- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.

Spojrzał na zegarek.

Hij keek op zijn horloge.

Dał mi zegarek.

Hij gaf me een horloge.

Zgubił zegarek ojca.

- Hij is het horloge van zijn vader verloren.
- Hij heeft het horloge van zijn vader verloren.

Wczoraj straciłam zegarek.

Ik ben gisteren mijn horloge verloren.

Wczoraj straciłem zegarek.

Ik ben gisteren mijn horloge verloren.

Ukradziono mi zegarek.

Mijn horloge was gestolen.

On musi naprawić zegarek.

Hij moet de klok herstellen.

Czyj to jest zegarek?

Wiens klok is het?

Gdzie jest mój zegarek?

Waar is mijn horloge?

Mój zegarek został skradziony.

Mijn horloge is gestolen.

Ile kosztuje ten zegarek?

- Hoeveel kost dit uurwerk?
- Hoeveel kost dit horloge?

Chciałbym naprawić ten zegarek.

Ik wil deze klok repareren.

Ten zegarek jest drogi.

Dit horloge is duur.

Mój zegarek wymaga naprawy.

Mijn horloge moet worden gerepareerd.

Kupiłem zegarek na rękę.

Ik heb een horloge gekocht.

Mój zegarek jest zepsuty.

Mijn horloge is kapot.

Czy twój zegarek dobrze chodzi?

- Loopt je horloge goed?
- Loopt uw horloge juist?

Twój zegarek jest na biurku.

Je horloge ligt op het bureau.

Nie wiem, gdzie jest mój zegarek.

Ik weet niet waar mijn horloge is.

Zgubiłem zegarek, który dał mi ojciec.

- Ik ben het uurwerk verloren dat mijn vader mij gegeven had.
- Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.

Moja siostra pokazała mi nowy zegarek.

Mijn zus liet me een nieuw horloge zien.

Nie podoba mi się ten zegarek.

Ik vind dit horloge niet leuk.

Mój zegarek jest dokładniejszy niż twój.

Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.

Mój wujek dał mi ten zegarek.

Mijn oom gaf me dit horloge.

Zgubiłem zegarek, który dostałem od taty.

Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.

Muszę przesunąć zegarek o dwie minuty naprzód.

Ik moet mijn horloge twee minuten vooruit zetten.

Ona dała mi zegarek jako prezent urodzinowy.

Ze gaf me een horloge als een verjaardagscadeau.