Examples of using "Zegarek" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Ik ben het uurwerk verloren.
- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
- Ik heb het polshorloge verloren.
Ik heb een horloge gekocht.
Er hangt een klok aan de muur.
- Ze gaf hem een klok.
- Ze gaf hem een horloge.
Hij keek op zijn horloge.
Hij gaf me een horloge.
- Hij is het horloge van zijn vader verloren.
- Hij heeft het horloge van zijn vader verloren.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Ik ben gisteren mijn horloge verloren.
Mijn horloge was gestolen.
Hij moet de klok herstellen.
Wiens klok is het?
Waar is mijn horloge?
Mijn horloge is gestolen.
- Hoeveel kost dit uurwerk?
- Hoeveel kost dit horloge?
Ik wil deze klok repareren.
Dit horloge is duur.
Mijn horloge moet worden gerepareerd.
Ik heb een horloge gekocht.
Mijn horloge is kapot.
- Loopt je horloge goed?
- Loopt uw horloge juist?
Je horloge ligt op het bureau.
Ik weet niet waar mijn horloge is.
- Ik ben het uurwerk verloren dat mijn vader mij gegeven had.
- Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.
Mijn zus liet me een nieuw horloge zien.
Ik vind dit horloge niet leuk.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
Mijn oom gaf me dit horloge.
Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.
Ik moet mijn horloge twee minuten vooruit zetten.
Ze gaf me een horloge als een verjaardagscadeau.