Examples of using "Zgubiłem" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben mijn paspoort kwijt!
- Ik ben de sleutel kwijt.
- Ik heb de sleutel verloren.
- Ik ben de sleutel verloren.
- Ik ben het horloge verloren.
- Ik heb het horloge verloren.
- Ik heb het polshorloge verloren.
Ik heb mijn portemonnee verloren.
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Ik ben mijn potlood kwijt.
Ik ben mijn kaartje kwijt.
Ik ben mijn paraplu verloren.
- Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben mijn sleutels kwijt.
Ik heb in de brand mijn schoen verloren.
Ik ben mijn camera kwijt.
Ik ben verdwaald in het bos.
Ik ben het kwijtgeraakt.
Ik ben hem in de menigte kwijtgeraakt.
Wat zei je? Het spijt me, ik was in gedachten verzonken.
Ik heb mijn portemonnee verloren op weg naar school.
Ik heb mijn sleutels verloren.
- Ik ben het uurwerk verloren dat mijn vader mij gegeven had.
- Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.
Ik ben de weg kwijt.
Ik heb het horloge verloren dat mijn vader mij gegeven heeft.
Ik ben de weg kwijt. Wilt ge mij alstublieft helpen?
Kunt ge mij helpen? Ik ben een belangrijk document verloren.
Ik ben de sleutel van de kamer kwijt en kan er niet in.
Toen ik thuiskwam, merkte ik dat ik mijn portemonnee kwijt was.
- Ik ben de sleutel van de kamer kwijt en kan er niet in.
- Ik heb de sleutel van de kamer verloren en kan nu niet naar binnen.
Toen ik thuiskwam, merkte ik dat ik mijn portemonnee verloren had.
Ik heb de sleutel van de kamer verloren en kan nu niet naar binnen.