Examples of using "Kot" in a sentence and their dutch translations:
De kat miauwde.
De kat eet brood.
Arme kat.
Braaf poesje!
De kat eet.
De kat slaapt.
Dat is mijn kat.
De kat blies naar Tom.
- Op tafel zat een kat.
- Er zat een kat op de tafel.
De kat drinkt melk.
De kat eet de muis.
De kat is zwart.
De kat is nat.
De kat is niet dood.
"Een kat?" vroeg de oude man.
Een kat krabde me.
Dat is mijn kat.
Een kat rende achter een muis aan.
Waar is de kat?
De kat at de muis.
De kat die je gevonden hebt, is de mijne.
Er zit een kat onder het bed.
Een kat kwam van onder de auto tevoorschijn.
- Een kat heeft twee oren.
- De kat heeft twee oren.
Er zat een kat op de stoel.
De kat slaapt op een stoel.
- Er is een kat in de keuken.
- In de keuken is een kat.
- Er zit een kat in de keuken.
Mijn kat heeft een eekhoorn gedood.
Mijn kat heeft honger.
Jouw kat is zwart.
- Die kat is bruin.
- De kat is bruin.
Dat is mijn kat.
Onder de tafel zit een kat.
De zwarte kat rent snel.
Er zat een kat op de tafel.
Mijn kat houdt van garnalen.
- Op tafel zat een kat.
- Er zat een kat op de tafel.
Mijn kat is wit.
- De kat slaapt op de sofa.
- De kat slaapt op de bank.
- De kat is aan het slapen op de bank.
Wat wil de kat?
Hoe zeg je "kat" in het Spaans?
Mijn kat ziet er een beetje uit als een koekje.
Onze kat is in de keuken.
De kat slaapt graag naast me.
De kat is heel lief.
Hoe zeg je "kat" in het Spaans?
Het Franse woord "chat" betekent "kat".
Mijn kat kwam onder de tafel vandaan.
Zijn oude kat leeft nog.
Zit er een kat onder de tafel?
Zit er een kat op tafel?
Mijn kat miauwt de hele tijd.
De kat was aan het spelen met een levende muis.
Hoe zeg je "kat" in het Spaans?
De kat was aan het spelen met een levende muis.
Ik hoor een kat aan het venster krabben.
Dat is geen kat. Dat is een hond.
Zij heeft een kat. De kat is wit.
De kat speelt graag in de tuin.
Ze is ongelukkig sinds haar kat gestorven is.
Is dat een kat of een hond?
Ze heeft een kat. Die kat is wit.
Ik zag een zwarte kat het huis binnenrennen.
Dat is geen kat. Dat is een hond.
"Miauw," zei de kat en hij keek naar mij.
- Dat is mijn kut.
- Dit is mijn poesje.
- Ik geloof niet dat zwarte katten pech brengen.
- Ik geloof niet dat zwarte katten ongeluk brengen.
- De kat slaapt op tafel.
- De kat slaapt op de tafel.
De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.
Een hond achtervolgt een kat, en de kat achtervolgt een muis.
Zit de kat op of onder de stoel?
Ik heb een kat en een hond. De kat is zwart, en de hond wit.