Examples of using "Chleb" in a sentence and their dutch translations:
De kat eet brood.
Ik eet brood.
- Ik ben brood aan het bakken.
- Ik bak brood.
- Ik heb brood.
- Ik heb een brood.
- Ze proefden het brood.
- Ze hebben het brood geproefd.
Het brood is vers.
De vrouw eet brood.
De man eet brood.
Katten eten brood.
Mayuko eet brood voor het ontbijt.
Dit brood is heerlijk.
Mag ik dit brood eten?
Brood wordt gemaakt van meel, water en gist.
Beter brood zonder boter dan taart zonder vrijheid.
Ik hou meer van rijst dan van brood.